in hoeverre kan zeeland zelf kiezen?
208
Tffffl""*
Dicht bij Neeltje Jans een ander monument: de plompe toren van Koudekerke, overblijfsel van het opdringen
van de zee. Op voorgrond de inlage, een bekend vogelgebied. (Foto: Jaap Wolterbeek).
hadden tegen die schets geen bezwaar,
maar ze vonden wel dat er een hoofd
stuk was vergeten, namelijk dat van so
ciaal-maatschappelijke en sociaal-cul
turele repercussies. Daarover is toen een
aparte schets samengesteld, met door
tal van instellingen geleverde bouwste
nen. Er is op initiatief van de provincie
zelfs een weekendconferentie op Hede-
nesse aan gewijd.
Samenhangend
Men mag hopen dat - als het tot een
provinciaal ontwikkelingsplan mocht
komen - voor een samenhangend plan
wordt gekozen en zich de geschiedenis
uit de jaren zestig niet herhaalt. Het is
een zeer ambitieus ondernemen en de
vraag mag worden gesteld of realisering
ervan wel tot de mogelijkheden behoort.
Daar is namelijk nogal wat visie voor no
dig, en fantasie, inventiviteit, moed om
buiten de traditionele kaders te treden.
Of al deze elementen in voldoende mate
aanwezig zijn op het bestuurlijke en het
ambtelijke niveau is een vraag die een
genuanceerd antwoord verdient. Men
zou dan dus derden moeten inschake
len, een bureau met deskundigen en
specialisten bijvoorbeeld. Er zal waar
schijnlijk niet veel anders op zitten. Een
duidelijk advies van derden kan zijn
voordeel hebben op het „enerzijds, an
derzijds" uit het eigen apparaat of als het
resultaat van bestuurlijke besluitvor
ming die de kool en de geit spaart om re
denen van politieke haalbaarheid. Men
dient er in elk geval voor te waken dat de
voldoening over statenbrede eenstem
migheid (of het streven daarnaar) leidt
tot uiteindelijk niemand bevredigende
compromissen.
Er zal bij dit alles zeer veel worden ge
vraagd van de kwaliteit van provinciale
staten. Bij ontwikkelingsprocessen en
ook bij het formuleren van toekomstvi
sies is het gevaar levensgroot aanwezig
dat politiek niet-verantwoordelijke advi
seurs en deskundigen in en buiten het ei
gen huis doel en marsroute bepalen. Dat
dit, alleen al uit een oogpunt van demo
cratische besluitvorming, onjuist is zal
ieder toegeven. In het bijzonder zal het
dagelijks bestuur van de provincie dit
aspect nauwlettend in de gaten moeten
houden. Daarbij zal onder andere moe
ten worden nagegaan hoe de steeds
weer geconstateerde informatiekloof
tussen adviseurs (in brede zin) en dage
lijks bestuur aan de ene kant en provin
ciale staten aan de andere zijde kan wor
den overbrugd zonder aan de noodzake
lijke overzichtelijkheid tekort te doen.
Een feitelijk gegeven - tenslotte - is dat
ook in de Zeeuwse staten in zo goed als
alle gevallen de besluitvorming wordt
bepaald door de landelijke politieke
scheidslijnen die in staten en raden de
partijdiscipline voorschrijven. Dat dit
verschijnsel de flexibiliteit niet ten goe
de komt hoeft geen betoog, zeker als het
gaat om onderwerpen waaraan met veel
goede wil niet of nauwelijks achtergron
den van levensbeschouwelijke of poli
tieke aard te ontdekken zijn.
Een volledige politieke consensus over
de uit te zetten koers in het Zeeuwse zou
natuurlijk prettig zijn. Maar het zou ver
keerd zijn dat als een primair na te stre
ven doel te beschouwen. Men hoeft, om
een kunstmatig en wat mystiek aan
doend „wij-gevoel" te creëren en te cul
tiveren, niet te doen alsof iedereen het
met een bepaalde keuze eens is. Ook
hier zal het democratische beginsel van
meerderheid en minderheid in ere moe
ten worden gehouden.