da gieng mè 'n fievelefors
228
Uitgestrekte plaat voor de kust: de Bree Vertien Veertien) uit: Charte der Batavischen Republik, Adolf
Stieler, 1801 (Boomgaard, Holland in kaart en prent, 1984).
Marnix van Sint Aldegonde, die burge
meester was van Antwerpen, maar bo
vendien de vermoedelijke auteur van
ons volkslied, het Wilhelmus, schrijft in
zijn boek de Byencorf van 1574 „Tus-
schen Bamis ende aller Heyligendach"
dus tussen 1 oktober en 1 november.
Breeveertien
Nog een voorbeeldje van de overeen
komst tussen het Westbrabants en het
Zeeuws.
Als ik, toen ik klein was, naar buiten wil
de gaan, om te gaan spelen of om wat
dan ook te gaan doen, kon mijn moeder
wel eens tegen me zeggen: „Zo, gade wir
de breeje veertien op?"ü\e uitdrukking is
in West-Brabant vrij gangbaar. In Zee
land kent u: kinderen de brêêje vêêrtiene
opstiere „kinderen de straat opsturen
om te gaan spelen".
Ik vind het een fascinerende uitdrukking.
Er zit iets mystieks in. De breeje veertien
heeft iets magisch. De verklaring is wat
wereldser. Breeveertien is de naam van
een grote zandbank, 6 mijl uit de kust
van Holland. Die zandbank loopt van
Katwijk naar Tessel. Zij heeft die naam
gekregen vanwege haar breedheid, na
tuurlijk. Maar vooral ook omdat het wa
ter boven die zandbank 14 vadem diep
zou zijn.
Tenminste, zo staat het in dat prachtige
boek Beschrijving der Nederlandse Zee
gaten. U zult begrijpen dat er, door het
niveauverschil met de rest van de zee,
nogal woelig water kon ontstaan zodat
veel schepen op de zandbank in moeilik
heden kwamen. Zo kreeg de uitdrukking
de breeveertien opgaan de betekenis
„verongelukken, te gronde gaan".
De taalgebruiker is heel inventief. Hij
speelt met de betekenissen van woor
den. De negentiende-eeuwse schrijver
Jacob van Lennep laat in zijn boek
Klaasje Zevenster iemand tot een meisje
in een bordeel zeggen: „Kon ik denken
dat je zo de Breeveertien zoudt zijn op
gevaren?" Hij past hier de uitdrukking
toe op meisjes die een losbandig leven
leiden en dus slecht terechtkomen. U
hoorde de snik in zijn stem. Ongetwijfeld
zal bij die wijziging in de betekenis ook
gedacht zijn aan de verbinding: de brede
weg, die u waarschijnlijk ook wel kent.
De brede weg is de weg der zonde, de
weg van het zedelijk verderf. Ik ben niet
zo erg bijbelvast, maar in Mattheus
7:13 staat:
Breed is de weg die tot het verderf
leidt en velen zijn er die daardoor in
gaan.
De brede weg staat dus tegenover het
nauwe pad der deugd.
Maar, als wij vroeger buiten gingen spe
len, de breeje veertien opgingen, had
den we toch weinig met zedelijk verderf
te maken? Ja, dat klopt. De taalgebrui
ker was echter nog niet klaar met zijn
veranderingen. Losbandigheid en zede
lijk verderf hebben vaak de bijgedachte
aan een goed en vrolijk leven. Daarom
betekent in West-Vlaanderen bijvoor
beeld: hij heeft nu de breeveertiene, hij
kan nu, in de vakantie, eens lekker doen
wat hij wil, spelen, plezier maken. Zo zijn
we toch weer bij die onschuldige kinde
ren uitgekomen, die van het spel genie
ten.
Er zijn talloze van deze overeenkomsten
tussen hetWestbrabantsen hetZeeuws.
Ik noem er nog maar een paar: de muster
„takkebos", akkedere, fokkedere „har
moniëren", f/okken „zuigen", kiarantie
maken, een kedee, ,,'n potig wijf", ker-
misgang is een bilslag waard, de lange
luite, keuteprie etc. etc.
Die overeenkomsten zijn geen wonder.
West-Brabant heeft tenslotte lang aan
Zeeland vastgezeten en pas in de 16e
eeuw zijn we van elkaar gescheiden door
overstromingen en militaire onder-wa-
ter-zettingen. Maar dat is weer een an
der verhaal.
Lezing op de Dialectendag te Kapelle 17 oktober
1987.