een grensoverschrijdend vlaams dialectwoordenboek
49
moet worden vervolledigd en bijge
schaafd. Over het vak van de kuiper en
dat van de mandenmaker bijvoorbeeld
waren drie verschillende, telkens verbe
terde versies nodig vooraleer de resulta
ten als bevredigend konden worden be
schouwd.
Bij deze enquêtes varieert het aantal op
te vragen begrippen nogal sterk van vak-
Enkele foto's uit de reportage van de WVD-redactie
over het beroep van de huisslachter.
(Foto's: K. Van der Sypt)
gebied tot vakgebied. Soms volstaat
één lange vragenlijst, maar voor de om
vangrijke terminologieën, zoals bijvoor
beeld die van de timmerman, kan dat
aantal oplopen tot zes of zeven.
De ervaring leert dat uitstervende vakta
len het best zoveel mogelijk door de re
dactie zelf worden opgevraagd, of toch
in aanwezigheid van de redacteur die
zich in dat bepaalde beroep heeft inge
werkt. De informant is vaak iemand die
het vak al jaren niet meer uitoefent en
zich vele benamingen nog maar met
moeite herinnert. Een diepgaande tech
nische kennis is dan ook een noodzake
lijke voorwaarde voor de ondervrager,
die met gerichte vragen het geheugen
van de zegs-persoon moet opfrissen en
hem bijstaan in zijn zoektocht naar het
juiste woord. Een dergelijke voorkennis
mag men niet verwachten van de vrijwil
lige medewerkers, die immers in de eer
ste plaats voor de landbouwenquêtes
zijn aangeworven.
Naast het verwerven van de nodige za
kelijke kennis is het zoeken naar ge
schikte zegslieden doorgaans een hele
opgave. Voor elke nieuwe vakterminolo
gie die op het getouw wordt gezet, dient
een informantennet te worden opge
bouwd. Veel adressen krijgt de redactie
van haarvaste respondenten, van heem
kundige kringen, van dorpsonderwij
zers, pastoors, ambtenaren van de ge
meenten, studenten en oud-studenten
van de Gentse universiteit. Ook de com
merciële telefoongids heeft al meer dan
eens zijn nut bewezen.
Ondanks alle moeilijkheden is het vak
taalonderzoek de laatste jaren behoor
lijk opgeschoten. Drie terminologieën -
mandenmaker, strodekker en touwsla
ger - zijn al verschenen als afzonderlijke
deeltjes van het woordenboek, en terwijl
het vierde wordt voorbereid, is de en
quête naar acht andere beroepen (wa
genmaker, gareelmaker, huisslachter,
schaapherder, bakker, molenaar, imker
en timmerman) volop aan de gang.
Opbouw van het woordenboek
artikel
Zodra de enquête naar een of ander on
derdeel van de woordenschat is afge
rond, worden alle binnengekomen ant
woorden van de vragenlijsten of van de
bandopnemingen afzonderlijk op steek
kaarten geschreven met vermelding van
de plaats van herkomst, het nummer van
de vragenlijst en dat van de vraag. Dan
kan het eigenlijke redactiewerk begin
nen. Aangezien het WVD een begrip-
penwoordenboek is, moeten de dialect
woorden per begrip geklasseerd wor
den. Essentieel hierbij is dat de redac
teur een juiste omschrijving geeft van de
zaak of de handeling waarop de geregis
treerde dialectbenamingen van toepas
sing zijn. Hij moet er met andere woor
den zorg voor dragen dat zijn definitie
getrouw weergeeft wat de dialectspre
ker met het betreffende woord bedoelt.
Om tot zo'n begripsomschrijving te ko
men, volstaat het in vele gevallen niet
een enquêtevraag om te buigen tot een
definitie. De antwoorden, vooral als ze
door schriftelijke rondvraag zijn verkre
gen, kunnen belangrijke betekenisscha
keringen verbergen die voortvloeien uit
van streek tot streek verschillende ken
merken van het gevraagde. In de land-
bouwenquête bijvoorbeeld leverde de
vraag naar een laaggelegen, vochtig
stuk weiland ruim 20 dialectbenamin
gen op, maar de werkelijkheid achter die
woorden bleek bij nader toezien nogal
wat verschillen te vertonen. Woorden
als broek, b roe ka ge, gaveren andere dui
den uitgestrekte graslanden aan langs
een waterloop, onder ham wordt een
weiland verstaan in de bocht van een
beek of een rivier, een moer ligt altijd op
uitgeveende grond, ossebi/ken en vloei-
meersen zijn graas- of hooiweiden van
uitstekende kwaliteit, ven, puls en zomp
daarentegen zijn van huize uit moeras
namen, die occasioneel worden toege
past op drassige, zure, dus slechte wei
landen. Al die verschillen dienen op
de een of andere manier in het woorden
boek te worden vermeld, want anders
zou de verkeerde indruk ontstaan dat al
le woorden onder de lemmatitel „Laag,
vochtig weiland" op hetzelfde soort wei
den van toepassing zijn.
Dikwijls komt de redacteur na onder
zoek en vergelijking van de binnengeko
men antwoorden tot het besluit dat de
gestelde vragen onvoldoende inspeel
den op de realiteit van de informant.
Zoiets is binnen de schriftelijke methode
niet te vermijden, want de opsteller van
een vragenlijst heeft zelfs na de meest
grondige voorstudie nooit voor alle
plaatsen in het onderzoeksgebied een