Een fchip op een font een baken in zee.
pioniers aan de oosterschelde
31
construeert de auteur prachtig hoe de
lidmaten op hun misstappen werden ge
wezen en hoe sommigen keer op keer op
het matje geroepen werden. In het eer
ste gedeelte van het hoofdstuk over Wit
te lezen we meest positieve geluiden
over de man, tot hij in 1 61 7 of in elk ge
val in 1620 zelf moeilijkheden met de
kerkeraad kreeg. Na het sterven van zijn
vrouw en het verlaten van de hoeve door
zijn volwassen kinderen, woonde Ba-
stiaen alleen met zijn dienstmaagd
Maeijcken. Maeijcken kreeg een kind
van hem, en van 1 620 tot 1 625 waren er
moeilijkheden over betaling door Witte
aan Maeijcken voor onderhoud van het
kind. Het is kostelijk alle verwikkelingen
en dwarsbomerijen te kunnen volgen via
de zo zorgvuldig door de auteur geraad
pleegde acta. Gelukkig kon Bastiaen
Witte zich nog net verzoenen met de
kerkeraad vóór de pestepidemie van
1 625, die ook hem het leven zou kosten.
Hij werd als een wederom bekeerd lid
maat in de schoot der kerk genesteld, en
hij beloofde Maeijcken geld te geven,
mits hij een behoorlijke kwitantie zou
krijgen om in de toekomst van alle ma
ningen verschoond te blijven. Weiten
denkt dat die toevoeging kan duiden op
door Maeijcken gepleegde chantage,
maar we moeten onze fantasieën na
tuurlijk niette veel de vrije teugel geven.
Bastiaen Witte stierf - mooier dood was
niet denkbaar - in zijn bed! Een bed was
in die dagen een zeer bijzonder status
symbool, er waren misschien drie men
sen in het hele boek die een bed bezaten.
In een volgend hoofdstuk beschrijft dr.
Weiten het doen en laten van de secreta
ris van Cats van 1 599 tot 1 61 0, Willem
Pietersz Ketelaar. Het meest indrukwek
kend lijken de belevenissen van Willems
moeder, Loenken Bastiaensdr. Wat een
prachtvrouw! Om te beginnen bleef zij -
evenals haar man en kinderen - haar he
le leven Mennoniste. Dat was al zeer
moedig in die tijd van geloofsvervol
ging; heel wat doperse vrouwen hebben
- volgens de auteur - hun leven verloren
door de verdrinkingsdood in een ton met
water. Maar wat presteerde deze bijzon
dere vrouw nog meer? Op haar dooie
eentje zette ze een broodsmokkelcam-
pagne op gang in het hongerjaar 1 609,
en zeker niet voor zichzelf. Boeren en
graanhandelaren hielden in tijden van
schaarste hun voorraden vast tot de prijs
zo hoog mogelijk was opgelopen. Bo
vendien bestond er in veel plaatsen een
wet dat men geen brood of meel van el
ders mocht halen. Dat betekende voor
de vele armen hongersnood. In Cats
honger en dood, terwijl vanuit Goes veel
graan naar andere gewesten werd ver
scheept. Loenken pikte dat niet langer!
Ettelijke keren smokkelde ze broden uit
Goes, hoewel ze wist dat ze in Cats bij de
haven opgewacht werd en haar smok
kelwaar af moest staan aan de dienaren
van de Catse molen. Op den duur wist ie
der van de voortgaande smokkelreizen
van Loenken; schout en schepenen wer
den onrustig: de hongerende, door
Loenken wakker geschudde bevolking,
dreigde namelijk in opstand te komen,
de mensen putten moed uit haar gedrag.
Nog een positief gevolg van desmokkel-
campagne was dat alle 75 gesmokkelde
broden onder de armen werden ver
deeld.
Tussen de dood van secretaris Willem
Ketelaer en het in dienst treden van zijn
opvolger Lenaert Joesz Versporte werd
er zes maanden niet genotuleerd. Geluk
kig kunnen we daarna ons hart weer
ophalen aan de belevenissen van dedor-
pelingen, dieveelal bestonden uitvecht-
partijen, ruzies om geld of smokkelaffai-
res. Doordat een secretaris ettelijke bij
baantjes had om 't hoofd boven water te
kunnen houden, zoals het innen van de
invoerbelastingen op bieren en wijnen of
het opeisen van verschuldigd geld voor
de Goese bierbrouwers van de herber
giers van Cats, komen we ook in dit deel
van het boek met het leven van veel dor
pelingen in aanraking.
Weer in een ander hoofdstuk brengt
Weiten ons op de hoogte van de ligging