trouw en verraad tijdens de nederlandse opstand
8
de vijftien overige provincies uitsluitend
het katholicisme mocht worden bele
den. In januari 1577 kreeg de samen
werking tussen alle gewesten gestalte in
de vorming van een „Generale Unie" IB).
Veel hing er nu van af, hoe de radicale
partijen op deze gematigde regeling
zouden reageren. Aan de ene kant was
daar Filips II, die hier met een onwettig
tot stand gekomen overeenkomst te ma
ken kreeg, anderzijds waren er de meest
strijdbare opstandelingen van wie de
calvinisten de harde kern vormden. Fi
lips zond zijn halfbroer Don Juan als
nieuwe landvoogd naar het noorden. In
februari 1 577 stemde deze met de Paci
ficatie in. Maar daarbij gaf hij aan het
stuk een zo eenzijdig katholieke uitleg
dat Plolland en Zeeland zich alweer uit
de Staten-Generaal terugtrokken. Wèl
echter stuurde de landvoogd de Spaan
se troepen weg - reden voor de algeme
ne Staten om met hem, de wettige verte
genwoordiger van de natuurlijke vorst,
te blijven samenwerken. Maar weldra
voelde Don Juan zich door deze samen
werking zozeer beperkt, dat hij naar ge
weld greep. In juli 1577 bezette hij de ci
tadel van Namen om een sterk uitgangs
punt voor een actie ter vergroting van
zijn macht te hebben, en verzocht hij Fi
lips, de weggetrokken soldaten naar
hem terug te zenden; tegen het eind van
het jaar keerden de eenheden inderdaad
terug. Door deze radicale maatregelen
wendden de Staten-Generaal zich nu
ook van hem af en zwenkten zij naar Plol
land en Zeeland. Vrijwel alle gewesten
stonden thans tegenover Filips' plaats
vervanger, zonder het gezag van de
vorst te willen aantasten. Zij hoopten
toch nog met Filips tot een geweldloze
overeenkomst te komen door een voor
de vorst acceptabele tegenlandvoogd,
diens Oostenrijkse neef Matthias, naar
voren te schuiven. Maar de kans op een
oplossing werd aanzienlijk verkleind
doordat terzelfdertijd ook van de andere
zijde nieuwe radicale acties werden on
dernomen.
Radicaal waren bepaalde ontwikkelin
gen in Plolland en Zeeland. In de Pacifi
catie was vastgelegd, dat niet-opstandi-
ge steden, zoals Goes en Amsterdam,
zich onder het gezag van Oranje als
stadhouder van beide gewesten zouden
scharen. Bij een aantal steden bleek het
de prins noodzakelijk, daartoe geweld te
gebruiken. In al deze steden werden
aparte regelingen ten gunste van de ka
tholieken getroffen; maar die bleken
weinig waard toen in 1 578 de calvinis
ten zich er overal van kerkgebouwen
meester maakten, daarbij soms gehol
pen door de lokale schutterijen. Eenzelf
de ontwikkeling vond ook in Utrecht
plaats, waar Oranje steun ontving van de
leiders der gewapende burgerij, de bur
gerhoplieden, en eralsstadhouderwerd
erkend l9).
Veel verder nog gingen de ontwikkelin
gen in Vlaanderen en Brabant. Ook hier
steunde prins Willem op leden van min
der hoge groeperingen der burgerij om
zijn positie tegenover Don Juan zo sterk
mogelijk te maken. Een revolutionair
„Comité van XVIII mannen" had hem in
september 1 577 in Brussel ingehaald, in
Gent werd in november met zijn mede
weten een soortgelijk college gevormd
na een snelle machtswisseling in okto
ber. Dit college voerde weldra het calvi
nisme als de exclusieve godsdienst in de
stad in, nodigde andere Vlaamse steden
schriftelijk uit om zijn voorbeeld te vol
gen en gezamenlijk een nieuwe liga te
vormen. Maar toen het weinig toeschie
telijkheid ontdekte dwong het een groot
aantal steden met militair machtsver
toon tot aansluiting. Pluist bijvoorbeeld
op 1 1 maart 1 578, Axel op 24 juni: een
gang van zaken, verwant aan die in Plol
land en Zeeland in 1 572. Notoire tegen
standers werden gearresteerd, stadsbe
sturen grondig van samenstellingen ver
anderd20). In Axel zouden in de jaren
1578-1583 geleidelijk alle regeerders
van vóór de omwenteling van het kussen
verdwijnen21). Dit alles ging veel verder
dan Oranje had gewild. Nóg poogde de
prins het radicalisme in te dammen door
in juni, terwijl de Gentse opmars volop
gaande was, bij de Staten-Generaal een
ontwerp-godsdienstvrede in te dienen:
in iedere plaats waar honderd gezinnen
daar om vroegen diende een verboden
religie te worden toegelaten. Stellig was
ook deze regeling al in strijd met de be
palingen van de Pacificatie, maar zij
kwam daar veel dichter bij dan het ge
drag der Gentse drijvers en kon mis
schien de tegenstanders van Don Juan
nog bijeen houden.
Zo stonden de gematigden in de Staten-
Generaal nu tussen twee vuren22). Ener
zijds hadden zij zich van de officiële
landvoogd afgewend; zelfs beschikten
zij over legereenheden - maar die wer
den in januari 1578 door Don Juans sol
daten bij Gembloers verslagen. Ander
zijds werden zij geconfronteerd met
Gentenaren die bleken te vervallen tot
niet-aristocratische despotie en tot een
vorm van calvinistische geloofsdwang
die voor die der felste katholieken niet
onderdeed. Dit waren uitwassen die de
gematigden nooit hadden beoogd. Daar
kwam in de loop van 1 578 nog bij dat Fi
lips II niet bereid bleek Matthias als land
voogd te aanvaarden: toen Don Juan dat
jaar overleed benoemde hij een andere
neef - Alexander Farnese, prins van Par
ma. En het jaar daarop maakte de paus
de situatie nog moeilijker door leden van
de kerk van Romeop straffe van excom
municatie contact met de protestantse
opstandelingen te verbieden. In welke
mate konden gematigde leden van de al-
gemeneStaten nu nog metdeopstande-
lingen samenwerken? In welke mate ook
kon menig Vlaams stedeling het pro-
Gentse bestuur van zijn stad nog aan
vaarden?
Plet antwoord op die vragen zou zowel
door omstandigheden als persoonlijke
inzichten bepaald worden, voor de een
vroeger, voor de ander later. Sommigen,
zoals de goeverneur van Grevelingen
Valentin de Pardieu, heer van La Motte,
keerden al in 1 578 onder het gezag van
Filips II en diens landvoogd terug23). An
deren waren bereid, de Pacificatie of de
daarop gebaseerde Generale Unie te
redden door binnen het kader daarvan
zogenaamde „nadere unies" te sluiten.
Een aantal overwegend Waalse edelen
onder leiding van Filips van Lalaing,
stadhouder van Henegouwen, en diens
broer Emanuel, baron van Montigny, die
zich tooiden met de benaming „malcon
tenten", bewerkten de sluiting van de
Unie van Atrecht tussen het adellijke He
negouwen en het vooral door katholieke
geestelijken geleide Artesië in januari
1579. Daarin verklaarden zij vastte hou
den aan de Pacificatie, aan de leer van
Rome en de privileges, en Filips II te er
kennen als hun landsheer: een beklem
toning van de katholieke uitleg van de
Gentse vrede. Later in het jaar voegden
Rijssel, Dowaai en Orchieszich hierbij en
verzoenden deze nader geünieerden
zich vervolgens met Parma. Niet alleen
de omstandigheden, maar ook het grote