frederik caland
232
„De Hervormde Gemeente van Sas van
Gent" is overigens geen historisch werk
in de eigenlijke zin van het woord,
d.w.z. een samenhangend betoog ge
schreven vanuit een bepaalde visie,
maar meer een geordende verzameling
gegevens, die Caland vooral op het
Rijksarchief heeft opgediept.
Hoewel hij tot het laatst actief blijft,
loopt het langzaam met hem af. Hij gaat
steeds meer sukkelen met zijn gezond
heid. Tegenover zijn vriend P. D. de Vos,
de archivaris van Zierikzee, klaagt hij in
1903, dat hij alleen af en toe nog kan
werken. In december 1 903 schrijft hij:
ik ben tegenwoordig aan 't sukkelen
met mijne kijkers - die willen niet zoo
als ik wil en toch kan ik ze niet missen,
want 'k heb nog al wat werk af te
doene
Veel tijd om dat werk af te doen is hem
niet meer gegeven. Wanneer hij in
1905 sterft zijn twee van zijn zusters
nog in leven. Zij verschaffen dr. J. de
Hullu, archivaris aan het Algemeen
Rijksarchief en bekend onderzoeker
van de geschiedenis van Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen, het materiaal
om een levensbericht te schrijven voor
het blad van de Maatschappij van Ne-
derlandsche Letterkunde, waar Caland
lid van is geweest. In het blad van „De
Nederlandsche Leeuw" verschijnt een
„In memoriam". In de „Levensberichten
van Zeeuwen" is bij zijn leven al een bio
grafische notitie verschenen, maar in
Zeeland schijnt zijn dood overigens niet
opgemerkt te worden. Wanneer ge
noemde levensberichten en zijn laatste
artikelen gepubliceerd zijn, wordt het
stil rondom zijn persoon.
In een sollicitatiebrief naar een post
binnen het Nederlandse archiefwezen
in 1883 verklaart Caland, dat het hem
tot nu toe niet in de wereld is mede-
geloopen". We hebben gezien, dat hij
pas op gevorderde leeftijd een positie
van enig gewicht weet te bereiken.
Maatschappelijk gezien is hij een bre
kebeen geweest. Zijn oom en neef, de
ingenieurs Abraham en Pieter Caland,
hebben een veel hogere positie bereikt
dan hij.
Frederik, die met zijn oom nauwe be
trekkingen heeft onderhouden in zijn
Zeeuwse tijd, en later door zijn neef fi
nancieel moet zijn gesteund, is zich van
zijn geringe maatschappelijke succes
stellig pijnlijk bewust geweest. Ken
merkend is, dat hij zijn leven lang streeft
naar erkenning van zijn verdiensten.
Overigens is hij daarbij zeer zeker niet
op zoek naar holle loftuitingen of onver
diende lauwerkransen. Hij schaamt er
zich niet voor om in het aristocratische
genootschap „De Nederlandsche
Leeuw" mee te delen, dat hij van een
voudige dijkwerkers afstamt en geen
familiewapen heeft - dit in tegenstel
ling tot zijn vriend Van der Baan, die een
eigen familiewapen construeert. In een
van zijn eerste brieven aan A. J. Ensche
de deelt hij mee: „U Ed G zal mij genoe
gen doen mij niet meer te betitelen:
„WelEdelGeb.". Detitel van: „mijnheer"
is meen ik voldoende voor mij."
Uit Caland's brieven, die vaak heel per
soonlijk gesteld en onderhoudend zijn,
komen ook andere trekjes van zijn per
soonlijkheid aan het licht. Zijn vriende
lijkheid en hulpvaardigheid zijn opval
lend. Velen, onder andere J. van der
Baan en P. D. de Vos, helpt hij belange
loos met genealogische gegevens. Voor
de doopsgezinde predikant J. Craan-
dijk, auteur van het boek „Wandelingen
door Nederland", stelt hij een routebe
schrijving door Zeeuwsch-Vlaanderen
op.
Trouw aan familie en vrienden is ook
een eigenschap van Caland geweest.
Zijn moeder en zusters onderhoudt hij
naar beste vermogen. Met zijn Zeeuwse
kennissen blijft hij, ook na jaren, kon-
takt houden. In zijn reisbeschrijving
voor Craandijk noemt hij regelmatig ou
de vrienden, die hij wil laten groeten.
Treffend is ook het opene en spontane
in Caland's karakter. Uit zijn levensloop
blijkt al, dat hij niet bang is geweest om
nieuwe dingen aan te pakken. Vanuit
die houding valt waarschijnlijk ook zijn
enthousiasme voor nieuwe technische
vindingen te verklaren. Hij beoefent de
fotografie al, als die nog betrekkelijk
nieuw is. In 1890 schaft hij zich voor
f 37,50 (bijna driemaal zijn weekloon!)
een schrijfmachine aan, als nog bijna
niemand zoiets heeft. In 1899, als de
fiets nog lang geen gemeengoed is,
blijkt hij er een te hebben en neemt hij
die - hij is inmiddels 67 - mee op een
reis naar Middelburg.
Al met al moet Caland een sympathieke
persoonlijkheid geweest zijn. Hij komt
naar voren als open, spontaan, hulp
vaardig en trouw en daarbij nog nauw
gezet en ijverig. Kortom: hij lijkt het
prototype van de genealoog en ama
teurhistoricus zoals A. van der Tang die
in zijn boek „Stamboomonderzoek" zo
treffend heeft beschreven. Veel genea
logen zullen, zonder met zijn persoon
bekend te zijn geweest, op de resulta
ten van zijn onderzoek gebouwd heb
ben. Het lijkt daarom passend, dat Ca
land, ijverig en onmisbaar medewerker
aan belangrijke uitgaven als de „Le
vensberichten van Zeeuwen", de „Ze-
landia IIIustrata", het „Stam- en Wa
penboek", maar door zijn bescheiden
heid altijd op de achtergrond gebleven,
weer voor het voetlicht wordt gehaald.
Bronnen en literatuur:
a. Publicaties van Frederik Caland:
vele artikelen en bijdragen in de tijdschriften „Bijdragen tot
de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van
Zeeuwsch-Vlaanderen". „Navorscher". Maandblad van het
Genealogisch-Heraldisch Genootschap „De Nederlandsche
Leeuw". „Dietsche Warande", „Kronïjk van het Historisch
Genootschap". „Algemeen Nederlandsch Familieblad",
„Wapenheraut", „Die Haghe", „Archief. Vroegere en latere
mededeelingen..Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen".
Vermelding verdienen in het bijzonder zijn uitgave van de
oudste stadsrekening van Axel in „Kronijk van het Historisch
Genootschap", deel 24 1 868) en „Twee rekeningen der stad
Hulst uit de eerste helft der XlVe eeuw", in „Archief...
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen", VII (1 869).
Als zelfstandige publicaties verschenen: „Een woord over de
marine werf te Vlissingen" (Terneuzen 1861) en „De Her
vormde Gemeente van Sas van Gent" ('s-Gravenhage en Sas
van Gent, 1904). Voorts droeg hij bij aan de „Levensberich
ten van Zeeuwen", samengesteld door F. Nagtglas, aan de
„Zelandia lllustrata" van M. F. Lantsheeren F. Nagtglas; aan
het "Stam- en Wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche
familièn" van A. A. Vorsterman van Oyen en aan diens „An-
nuaire de la noblesse et des families patriciennes des Pays-
Bas". Het boek van A. Geluk „Brschrijving der stad Reimers-
waal" (Middelburg 1877) werd door Caland bewerkt.
b. Onuitgegeven bronnen:
Stadsarchief Hulst: verzameling Caland. Raadsnotulen
24-5-1879. 2-8-1879, 2-9-1879, 3-12-1884.
23-12-1884.
Stadsarchief Sas van Gent (aantekeningen Caland).
- Streekarchief Schouwen-Duiveland en St.-Philipsland,
Zierikzee.
Verzameling J. van der Baan, voorl. no. 59 en 176.
Verzameling P. D. de Vos, voorl. no. 1 05.
RijksarchiefZeeland, Middelburg. Verzameling DeVos,
no. 52.
Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage. Archief Min.
Binn. Zaken, afd. Kunsten en Wetenschappen, st. betr.
archieven 1875-1918, no. 59.
Centraal Bureau voor Genealogie, 's-Gravenhage. Col
lecties Caland en Van der Poest Clement.
- Documentatiecentrum Zeeuws deltagebied. Middel
burg Handschriftencollectie Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen, no. 1904
Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage. Handschrif
tencollectie Brieven F. Caland aan A. J. Enschede.
Bibliotheek Universiteit van Amsterdam. Handschrif
tencollectie. Brief van F. Caland aan J. Craandijk.
(De universiteitsbibliotheken van Leiden en Utrecht, even
eens door mij geraadpleegd, bleken geen relevant materiaal
te bevatten.)
c. Frederik Caland in de literatuur:
artikel „Frederik Caland" in F. Nagtglas: Levensberich
ten van Zeeuwen (Middelburg 1 888-1 993).
J. de Hullu: Levensbericht van F. Caland. in: Handelin
gen en Mededeelingen van de Maatschappij der Neder
landsche Letterkunde, 1905-1906.
Maandblad van het Genealogisch-heraldisch Genoot
schap „De Nederlandsche Leeuw", jrg. XXIII (1905),
no. 7 en 8.