FREDERIK CALAND
H. A. J. Ma assen
In de periode tussen omstreeks 1 81 0-
1870 bestond er in Zeeuwsch-Vlaan-
deren een grote belangstelling voor ge
schiedenis en volkskunde. Een kring
van amateurhistorici, vooral in Weste
lijk Zeeuwsch-Vlaanderen, ordende en
onderzocht een aantal archieven, die
tot dusver vaak nauwelijks bestudeerd
waren. Zij brachten van hun studies ver
slag uit in talrijke boeken en tijdschrift
artikelen. Hoewel grotendeels verou
derd, worden deze publicaties soms
nog geraadpleegd. Ze bevatten name
lijk informatie, waar vaak niet of moei
lijk op een andere manier aan te komen
valt.
Niet alleen voor het werk, maar ook
voor de persoon van deze historici be
staat nog belangstelling. Een aantal van
hen, van wie J. H. van Dale zonder twij
fel de bekendste is, heeft inmiddels een
biograaf gevonden.
De historicus en genealoog Frederik
Caland (1 832-1 905), die ook tot deze
onderzoekers heeft behoord, is nog niet
zo gelukkig geweest. Toch mag hieruit
niet worden afgeleid, dat hij een onbe
tekenende of oninteressante figuur
was. In zijn tijd werd hij gewaardeerd,
en op het terrein van de genealogie en
van de Zeeuwse geschiedenis heeft hij
zeker zijn verdiensten gehad. Onder
meer speelde hij een belangrijke rol bij
de totstandkoming van bekende 19e-
eeuwse naslagwerken als de „Levens
berichten van Zeeuwen", de „Zelandia
111 ustrata" en het „Stam- en wapenboek
van aanzienlijke Nederlandsche fami-
liën".
Hij heeft zijn historisch en genealogisch
werk overigens niet onder gemakkelijke
omstandigheden kunnen verrichten.
Een groot deel van zijn leven heeft hij,
materieel gezien, met moeite het hoofd
boven water kunnen houden; pas rond
zijn zestigste jaar bereikte hij een rede
lijke maatschappelijke positie. Zijn le
vensloop mag zeker opmerkelijk wor
den genoemd. Voldoende reden dus,
om aandacht te besteden aan leven,
werk en persoon van deze toch wel
merkwaardige onderzoeker.
Frederik Caland is op 5 februari 1 832 in
Hoofdplaat geboren als zoon van een
waterbouwkundig ambtenaar. Overzijn
jeugdjaren is weinig bekend.
Waarschijnlijk via zijn vader of via zijn
oom, de bekende waterbouwkundige
Abraham Caland, treedt Frederik Ca
land in dienst bij Rijkswaterstaat. Onder
leiding van zijn oom vervult hij diverse
plaatsen in Zeeland bureaufuncties. Het
gezin Caland, dat na de dood van vader
Caland uit Frederik, zijn moeder en zijn
drie zusters bestaat, verblijft tussen
1855 en 1870in Sas van Gent. Frederik
brengt het in deze plaats zelfs tot ou
derling van de Hervormde Gemeente.
Waarschijnlijk woont hij, als hij voor
zijn werk in een andere plaats moet ver
blijven, op kamers.
Langzamerhand gaat hij blijk geven van
belangstelling voor genealogie en re
gionale geschiedenis. Overal waar hij
komt tracht hij historische en genealo
gische gegevens te verzamelen. In zijn
steeds wisselende standplaatsen heeft
hij hiervoor waarschijnlijk voldoende
gelegenheid.
In de jaren 1 850 gaat hij de archieven
van Sas van Gent en Philippine onder
zoeken en naar beste vermogen orde
nen. Een aantal aantekeningen, aanwe
zig op het archief van Sas van Gent, legt
nog getuigenis af van zijn werkzaamhe
den daar.
Spoedig gaat hij ook de resultaten van
zijn studies publiceren. In 1859 wordt
in de „Bijdragen tot de oudheidkunde
en geschiedenis, inzonderheid van
Zeeuwsch-Vlaanderen" een artikel van
hem geplaatst over het beleg van Sas
van Gent door de Fransen in 1747. In
hetzelfde deel van dit tijdschrift ver
schijnt een stukje over het kerkgebouw
van de Hervormde Gemeente van Phi
lippine. Het zijn eerstelingen in een lan
ge reeks van historische studies.
In de brochure „Een woord over de ma
rine werf te Vlissingen" (1861), toch
niet onmiddellijk een geschiedkundig
onderwerp, blijkt het historische bloed
te kruipen, waar het niet gaan kan. Dit
werkje, geschreven als protest tegen de
voorgenomen opheffing van de marine
werf te Vlissingen, bevat naast zakelijke
argumenten ook een uitgebreid over
zicht van Vlissingens heldendaden in
het verleden, als extra argument voor
de Vlissingse rechten op dit stuk werk
gelegenheid.
In deze tijd (rond 1 860) openbaart zich
ook zijn hartstochtelijke belangstelling
voor genealogie en heraldiek. Vanaf
1860 schrijft hij in het tijdschrift „De
Navorscher" regelmatig kleine stukjes,
vaak over genealogie. Een van zijn eer
ste bijdragen (1860) handelt over de
Hulsterse familie Hattinga.
Het wordt hoe langer hoe duidelijker,
dat Frederiks levensvervulling niet in de
waterstaat ligt. Waarschijnlijk in de ja
ren 1 860 verlaat hij om onbekende re
denen de dienst. Hij zal zich daar weinig
op zijn plaats gevoeld hebben. Zijn oom
Abraham Caland, aan wie hij toch wel
het een en ander te danken heeft gehad,
schijnt zeer autoritair geweest te zijn. In
1870, als hij allang bij Rijkswaterstaat
weg is, haalt Frederik in een brief fel uit
naar de mannen die van 't land vre
ten als opzichters, ingenieurs.Naar
het mij toeschijnt zinspeelt hij hier op
zijn superieuren bij Rijkswaterstaat.
Na zijn tijd bij waterstaat blijkt hij in
1 868 en volgende jaren aktief als rond
reizend fotograaf met een eigen atelier.
Hij trekt door Zeeuwsch-Vlaanderen en
nabijgelegen gebied en blijft overal zo
lang als er vraag is naar zijn diensten. In
1870-1871 verblijft hij langere tijd in
Bergen op Zoom, waar hij uitgebreid
onderzoek doet in het archief. In die
twee jaar is er in deze plaats veel werk
voor fotografen. Veel jongens worden
in verband met de Frans-Duitse oorlog
gemobiliseerd en laten ten afscheid
voor familie en verloofdes foto's ma
ken.
Voor wat betreft de geschiedenis is het
voor Frederik een vruchtbare tijd. In
1 868 geeft hij de oudste stadsrekening
van Axel uit en in 1869 twee van de
oudste rekeningen van Hulst. In het al
gemeen valt de zorgvuldigheid op
waarmee hij te werk gaat. Hij voorziet
zijn bronnen uitgebreid van verklarende
aantekeningen.
Als tegenprestatie voor de geboden ge
legenheid tot onderzoek zorgt hij er
voor, dat Axel en Hulst kopieën krijgen
van de plattegronden, die in de 16e
eeuw door de bekende cartograaf Ja
cob van Deventer van deze plaatsen ge
maakt zijn. Hiervoor bemiddelt hij bij
hetZeeuwsch Genootschap derWeten-
schappen, waar originelen van deze
plattegronden berusten.
Materieel gezien gaat het hem deze ja
ren echter veel minder voor de wind. In
1 870 wordt hem het lidmaatschap van
het Historisch Genootschap aangebo
den, maar de hieraan verbonden kosten