uit de geschiedenis van het middelburgse gasthuis; het ziekenhuispersoneel
tijdens de overgangsperiode van een 1 9e-eeuws gasthuis naar een 20e-eeuws ziekenhuis 221
drag van f 60,- te betalen. Al het wei
geren mag niet baten, „habes quod tibi
imputes" schrijft de, klassiek geschool
de, secretaris van het college van be
stuur hem terug. Na nog een onverho
len dreiging dat langer weigeren de
meest onaangename consequenties
kan hebben gaat de dokter door de
knieën en betaalt onder protest.
In 1 892, het jaar waarin zr. Vos tot di
rectrice van het Gasthuis wordt be
noemd, is de samenstelling van het
gasthuispersoneel zoals in tabel I aan
gegeven.
Het huishoudelijk personeel ontvangt
behalve haar salaris ook een godspen
ning van tweemaal een rijksdaalder per
jaar. Waarom dit extraatje aan het ver
plegend personeel, dat toch al minder
verdient, wordt onthouden ontgaat de
huidige lezer.
Hoewel op papier de samenstelling van
het lagere personeel, vergeleken met
tien jaar eerder, nauwelijks veranderd
lijkt, is hetverpleegpeil na de komst van
de hoofdverpleegster met sprongen
vooruit gegaan. Hoewel zr. Vos in haar
functie van hoofdverpleegster niet het
recht heeft personeel te ontslaan of aan
te nemen, hebben er toch kennelijk veel
mutaties plaats gevonden. In het jaar
verslag van het hoofd van de genees
kundige afdeling, J. J. Berdenis van
Berlekom, over het jaar 1 890, lezen we
„dat de grote verbeteringen die zich re
centelijk hebben voorgedaan vooral te
wijten zijn aan het feit dat de meest on
geschikte oppassers en oppassters
door jongere en betere zijn vervangen.
Ook uit de heelkundige afdeling klinken
gelijkluidende berichten, schrijvende
over 1894 vermeldt de chirurg Bolle
dat de directrice twee kamermeisjes
heeft opgeleid die hem „zeer tot zijn ge
noegen" voortaan bij zijn operaties as
sisteren.
Jammer voor het Gasthuis en jammer
voor de patiënten heeft het directrice
schap van zr. Vos maar kort geduurd.
Een jaar na haar benoeming vertrekt ze
naar Utrecht waar ze benoemd is tot di
rectrice van het Academisch Zieken
huis. In augustus 1 896 maakt de dood
een voortijdig einde aan de eervolle car
rière van deze vrouw, die in de vijf jaar
die ze in het Gasthuis heeft gewerkt vol
ledig voldaan heeft aan de verwachting
in 1887 door de twee gasthuisartsen
uitgesproken: dat de komst van een be
schaafde, welopgevoede en kundige
vrouw de grootste weldaad zou zijn
voor het gesticht.
De tweede directrice van het Gas
thuis
Per 1 augustus 1 893 wordt mej. zr. Ca-
tharina, Elisabeth, Cornelia deWilde tij
delijk als directrice van het Gasthuis
aangesteld. Evenals haar voorgangster
is ook zij één van de wijkzusters die als
pensiongasten in het Gasthuis zijn on
dergebracht.
Het medisch gecommitteerde be
stuurslid dr. J. C. de Man voert tegen
haar benoeming de nodige bedenkin
Tabel I
Samenstelling en salarieëring van het gasthuispersoneel in 1892.
Functie Jaarsalaris (p.p., excl. kost/inw.)
1 directrice nihil
1 verpleger f 1 75,-
1 verpleger f 52,-
2 verplegers f 100,-
4 verpleegsters f 60,-
1 portier f 75,-
1 huisknecht f 75,-
5 meiden f 75,-
1 meid bij de damesverpleegsters*) f 60,-
Met de damesverpleegsters die met hun zevenen over een eigen meid beschikken zijn de wijkzusters be
doeld, die tussen 1 883 en 1 898 als pensiongasten in het Gasthuis zijn ondergebracht.
Het verschil in sociale status tussen deze gediplomeerde verpleegsters en hun dienstbode komt in deze vier
woorden wel heel sprekend tot uiting.
gen aan. Hij vindt dat de nieuwe direc
trice onvoldoende tact bezit om met
mensen om te gaan, terwijl ook haar ru
we taalgebruik haar voor deze functie
minder geschikt maakt. Na lang wach
ten, waarin het kennelijk niet lukt een
betere candidaat te vinden, krijgt zr. de
Wilde per 1 mei 1 894 haar vaste aan
stelling. Ze wordt aangesteld op een sa
laris van f 600,- excl. kost en inwoning
waarvan de tegenwaarde f 200,- p.j.
bedraagt.
Het blijkt al gauw dat de mensenkennis
van de oude dokter de Man nog niets te
wensen overlaat. Binnen de kortste ke
ren is de sfeer tussen de directrice en de
inwonende wijkzusters - haar vroegere
collega's - volledig bedorven. Al gauw
ligt er bij het bestuur een brief op tafel,
van de hand van de presidente van de
Verpleeginrichting, de werkgever van
de wijkzusters, die bol staat van klach
ten tegen de nieuwe directrice. Gezien
de hoge status van de briefschrijfster,
de echtgenote van Jhr. van Citters, is
het bestuur verplicht uiterst zorgvuldig
hierop in te gaan. Er wordt een speciale
commissie ingesteld die het onvermij
delijke rapport produceert. Het blijkt
dat de feiten waarover geklaagd wordt
weinig ernstig zijn en dat de slechte
sfeer tussen beide partijen uitsluitend
berust op een „persoonlijke hostiliteit".
Dr. J. C. de Man. Hij was van 1 870 tot 1 900 lid van
het bestuur der Godshuizen.