UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET MIDDELBURGSE GASTHUIS
Het ziekenhuispersoneel tijdens de overgangsfase
van een 19e-eeuws gasthuis naar een 20e-eeuws ziekenhuis Dr. J. Z. S. Pei
Inleiding.
Anno 1 880 is hetZeeuwse hoofdstede
lijke ziekenhuis nog in alle opzichten
een typisch 1 9e-eeuws gasthuis. Het is
een gesticht in de zin van de toenmalige
armenwet, waar de behandeling is op
gedragen aan twee, niet gespecialiseer
de, huisartsen, de leiding in handen is
van een binnenvader en -moeder, de
verzorging overgelaten aan oude,
onontwikkelde en onbeschaafde, zie
kenoppassersisters) en waarvan het
patiëntenbestand vrijwel uitsluitend
bestaat uit verplegingsbehoeftige arm
lastigen die er liggen voor rekening van
het Burgerlijk Armbestuur.
Ruim veertig jaar later is dit beeld on
herkenbaar veranderd; de twee huisart
sen zijn vervangen door een staf van
medische specialisten, de binnenvader
en -moeder door een directrice, een ad
ministrateur en een hoofd van de huis
houding, de oude, ziekelijke, ziekenop
passers door beschaafde, gemotiveer
de, jonge verpleegsters en de armlasti
ge verpleegpatiënten door zieken uit al
le lagen van de bevolking.
De medisch specialist en de gediplo
meerde verpleegster die, op het eind
van de 19e eeuw, vrijwel gelijktijdig
hun intrede doen in de toenmalige zie-
keninrichtingen, hebben gezamelijk de
ze snelle metamorfose mogelijk ge
maakt.
Door de komst van de verpleegster
stijgt het beschavingsniveau van het
gasthuis tot een peil dat acceptabel
wordt voor alle lagen van de bevolking;
door de komst van de medische specia
list krijgt het geleidelijk de monopolie
positie waar medisch-technische in
grepen bij uitsluiting mogelijk zijn.
De toestand in 1880
ln 1880 is het Middelburgse Gasthuis
ondergebracht in een relatief nieuw ge
bouw dat 14jaar eerder, tervervanging
van het eeuwenoude St. Barbara Gast
huis (gelegen op de hoek van de Lange
Delft en de Nieuwstraat), op het Noord-
poortplein is opgetrokken. Het is ge
bouwd volgens het toen gangbare zo
genaamde dubbel-corridor systeem:
het is een langwerpig hoofdgebouw
met aan weerszijde van een centrale
gang reeksen van ziekenzalen. Bij de
opening, die met zeer veel officieel ver
toon op 1 oktober 1866 plaats vindt,
noemt de voorzitter van de Godshuizen,
Hubertus Rekken, het gebouw „een sie
raad der hoofdstad van Zeeland" er aan
toevoegend „dat het naar de tegen
woordige eisen der wetenschap doel
matig ter verpleging van zieken is inge
richt."
Omdat er bij de planning rekening mee
was gehouden dat het dienst moest
doen als opleidingsziekenhuis voor de
Middelburgse Geneeskundige school,
welk 1 9e eeuws instituut als gevolg van
de invoering van de geneeskundige
wetten van Thorbecke in 1866 inmid
dels was opgeheven, is het gebouw bij
zijn opening veel te groot voor de toen
malige behoefte. De helft van de hon
derd bedden blijft tot het begin van de
20e eeuw onbezet.
De directie
Tot het eind van de 1 9e eeuw kent het
gasthuis het systeem van de binnenva
der en -moeder; een echtpaar, afkom
stig uit de onderste laag van de burgerij,
is belast met de leiding van de inwendi
ge dienst van het gesticht.
Omdat de binnenvader en -moeder qua
ontwikkeling en opleiding niet in staat
zijn „echte" directietaken uit te voeren
zijn deze, in 1880, nog geheel in han
den van het bestuur.
Het bestuur der Godshuizen dat in dit
jaar nog drie gestichten 1onder zijn be
heer heeft, bestaat uit een voorzitter en
zes bestuursleden, die twee aan twee
per gesticht een speciale verantwoor
delijkheid dragen.
Van de twee gasthuisgecommitteerden
is één een medicus die als verbindings
schakel tussen het bestuur en de gast
huisdoktoren fungeert en daarnaast
verantwoordelijk is voor het opname-
beleid. Het andere gecommitteerde be
stuurslid is verantwoordelijk voor het
personeels- en inkoopbeleid.
Onder het wakend oog van de voorzitter
en de twee gecommitteerde bestuurs
leden voert de binnenvader een simpele
administratie, handhaaft hij tucht en or
de, zowel onder het personeel als onder
de patiënten en ziet hij toe op de huis
houdelijke reinheid en ventilatie van de
ziekenzalen. De taak van de binnen-
moeder bestaat uit de dagelijkse leiding
van het verplegend en huishoudelijk
personeel.
De laatste binnenvader en -moeder
van het Gasthuis
In 1 880 fungeert het echtpaar van der
Heuvel-van Heuven als binnenvader en
-moeder van het Gasthuis. Ze zijn op 1
oktober 1866, gelijk met de opening
van het nieuwe gebouw, in dienst geko
men. Ze beschikken op de begane
grond van het hoofdgebouw over een
zit-slaapkamer van redelijke afmetin
gen. Annex dit vertrek ligt een klein
kantoortje waar de heer van der Heuvel
zijn administratie voert. Voor hun taak,
die ze 7 dagen per week en 24 uur per
dag uitvoeren ontvangen ze, naast gra
tis kost, inwoning, vuur, licht, bewas-
sing en medische hulp, een salaris van
f 400,- per jaar.
Hoe de laatste binnenvader en -moeder
van het gasthuis gefunctioneerd heb
ben weten we niet. Eenmaal maken de
notulen gewag van een botsing tussen
de binnenvader en de voorzitter van het
Rode Kruis. Tijdens de bestuursbespre-
king die aan dit incident wordt gewijd,
wordt opgemerkt dat de binnenvader,
die kennelijk brutaal was geweest, wel
vaker brutaal is. Als het echtpaar van
der Heuvel, in oktober 1 891 25 jaar in
dienst is van de Godshuizen ontvangen
ze van bestuurszijde een gratificatie van
f 25,-. De notulen gaan aan dit zilveren
jubileum verder stilzwijgend voorbij. In
januari 1892 komen de heer en me
vrouw van der Heuvel vlak achter elkaar
te overlijden, ook van dit dubbele sterf
geval wordt in de bestuursnotulen geen
gewag gemaakt.
Bij hun indiensttreding waren de bin
nenvaderen -moeder door de voorzitter
destijds als volgt toegesproken:
„tracht, door aan de lijders die aan uw
zorgen zullen worden toevertrouwd,
een goede en liefderijke verpleging te
doen ondervinden, hun liefde en dank
baarheid te winnen; op zulk een wijze
zult gij u mede de achting en het ver
trouwen van ons bestuur waardig ma
ken en voor uzelven in die uw betrek
king de meeste voldoening smaken". In
welke mate het echtpaar van der Heu
vel-van Heuven, in de hun toegemeten
25 jaar deze 3 doelstellingen - de dank
baarheid van de patiënten, de voldoe
ning in hun werk en de waardering van
het bestuur - waar heeft gemaakt we
ten we niet. Gezien de minimale aan
dacht die er van bestuurszijde aan hun