de kerk van de h. willibrordus in ossenisse
150
Ossenisse, R.K. kerk. Het priesterkoor en zijn inrich
ting vóór de renovatie van 1 961
diende niet al te groot te zijn, om een
grotere betrokkenheid van de gelovi
gen bij het liturgische gebeuren moge
lijk te maken.
In zijn ontwerp voor de kerk van Osse
nisse heeft Te Riele getracht aan deze
wensen tegemoet te komen door de
kerkgangers zoveel mogelijk in het cen
trale gedeelte van het schip onder te
brengen. Geen van hen zit verder dan
24 m van het hoofdaltaar verwijderd,
terwijl de zuilen slechts aan een beperkt
aantal gelovigen het zicht op dat altaar
ontnemen3). Het zojuist genoemde
schip isweliswaarmeerbeukig, maarde
beide „zijbeuken" zijn grotendeels ge
reduceerd tot loopruimten. Doordat de
centrale ruimte de vorm heeft van een
onregelmatigezeshoek4) en doordat de
zijmuren van het schip parallel lopen
aan de lengteas van de kerk5), verwijdt
de centrale ruimte zich ten koste van de
zijruimten. Deze zijn, evenals trouwens
de centrale ruimte, slechts twee tra
veeën diep. Om die reden en vanwege
het feit, dat de „zijbeuken" op de hoe
ken (behalve op de zuidoostelijke hoek)
overhoeks zijn gesloten6), heeft het
schip de gedaante van een overdwarse
rechthoek met afgeschuinde hoeken7).
Het schip vormt architectonisch gezien
het meest nadrukkelijke deel van de
kerk. Precies in het midden van de zes
hoek moet de verticale hoofdas van het
bedehuis worden gezocht. Daar berei
ken de gewelven van de kerk hun hoog
ste punt8). Uitwendig krijgt deze be
klemtoning van het centrum nog duide
lijker gestalte door de opklimmende
bouwmassa's en door de aanwezigheid
van een dakruiter boven dit punt.
De plattegrond is echter niet alleen uit
de idee van de centraalbouw, maar ook
en zelfs meer uit de axiale gedachte
ontwikkeld9). Deze combinatie wordt in
de katholieke kerkbouw van het eerste
kwart van deze eeuw hier te lande dik
wijls aangetroffen10). De accentuering
van de lengterichting wordt in dit geval
voornamelijk veroorzaakt door het
koor, dat bestaat uit één travee in de
vorm van een omgekeerd trapezium,
geflankeerd door tweezijdig gesloten
zijkapellen 11en uit een door vijf zijden
van een achthoek gevormde sluiting.
Deze koorpartij is dieper uitgebouwd
dan de ingangspartij, zodat de voor
noemde verticale hoofdas niet precies
halverwege de lengteas is te situeren,
maar iets westelijk daarvan l2). De koor
partij is het meest traditionele deel van
het gehele kerkgebouw: niet alleen
heeft zij een conventionele plattegrond
en is zij op de gebruikelijke wijze naar
het oosten gekeerd l3), maar ook heb
ben de vensters van dit kerkdeel typi
sche neogotische traceringen. Bepaald
niet conventioneel daarentegen zijn de
hier aanwezige gewelven. Dit geldt
overigens ook voor de gewelven in de
meeste andere delen van de kerk.
De gewelven
In dit bedehuis komen niet minder dan
zeven verschillende typen voor. De
meest opmerkelijke zijn die boven het
koor en boven het schip. Zij zijn koepe-
lig van vorm doordat zij klimmen: die
van het koor naar het schip toe, en die
van het schip zowel in de lengte- als in
de dwarsrichting naar de verticale
hoofdas14). Deze gewelven zijn door
gaans een combinatie van een graatge
welf (bij de koorsluiting in de vorm van
een straalgewelf) en een ribgewelf (een
kruisribgewelf boven het koor en een
netgewelf boven de centrale ruimte van
het schip). Boven de loopruimten ech
ter zijn een graatgewelf in de vorm van
een straalgewelf en een halftongewelf
met elkaar versmolten.
De bouwgeschiedenis
Het ontwerp van december 1913 werd
in de jaren 1 914 en 1915 gerealiseerd.
Dit geschiedde evenwel niet zonder de
nodige moeilijkheden.
Tot medio augustus van het jaar 1914
verliepen de werkzaamheden voor
spoedig. Op 11 april werd de eerste be
tonnen paal in de grond geheid en op
2 juni werd de eerste steen gelegd15).
Nauwelijks twee maanden later, om
precies te zijn op 1 3 augustus, moesten
de werkzaamheden worden stilgelegd.
Op 1 augustus 1914 was namelijk de
Eerste Wereldoorlog uitgebroken. In
een poging langs indirecte weg Frank-
rijkte bereiken vielen de Duitsers België
binnen en bezetten het grootste ge
deelte van dat land. De grens met Ne
derland, dat in het conflict neutraal
bleef, werd hermetisch gesloten. Dat
betekende een einde van de invoer uit
België. En aangezien de kerk van Osse
nisse wat haar voornaamste bouwma
teriaal, baksteen, betreft op dat land
was aangewezen, had de sluiting van de
grens tot gevolg, dat er gebrek aan met
selsteen ontstond. Omdat vervangende
baksteen uit Nederland (uit Veldhoven
bij Eindhoven) kon worden betrokken,
konden de werkzaamheden op 31 au
gustus worden hervat. Dat gold niet
voor de toren: hieraan werd vanaf
21 september verder gebouwd.
Een tweede stagnatie volgde op 7 okto
ber. De in Boom bij Antwerpen gebak
ken steen was op. De toren was toen ge
vorderd tot bijna driekwart van de ge
plande (muur)hoogte. Deze werkonder
breking duurde geen weken, maar
maanden. Immers pas op 18 januari
1915 werden de werkzaamheden weer
hervat: toen werd er namelijk een begin
gemaakt met het slaan van de gewel
ven. Ruim een maand later, om precies
te zijn op 22 februari, kon de voorgevel
worden afgebouwd, omdat juist een
partij van 70.000 bakstenen uit Boom
was gearriveerd.
Behalve aan de gewelven en de voorge
vel werd ook aan de kap gewerkt. Op
27 februari was de hoofdkap voor het
grootste gedeelte van leien voorzien.
Op 6 maart kwam de voorgevel gereed.
Vanaf 8 maart werd de toren verder op
gemetseld. Deze was twaalf dagen later
op de vereiste hoogte. Op 1 7 april ten-