111
zaamheden belast waren en wat ze ver
dienden.
Het oppertoezicht over de zeewerken
berustte bij de vier thesauriers (perso
nen belast met het innen van de stads-
ontvangsten en bewaking van de uit
gaven).
„Zij nemen zulks waar ter liefde van de
stad zonder daar voor eenige vermeer
dering van salaris te mogen genieten, of
eenige emolumenten douceuren of iets
hoegenaamd te mogen rekenen". On
der het toezicht van deze heren staat de
commies der zeewerken, die voor zijn
werk een salaris ontvangt van zeshon
derd gulden per jaar minus een korting
van 2'/2% voor het land (in 1 798!). Te
vens ontvangt hij een jaarlijkse gratifi
catie van f 100,-. Er wordt bij verteld
dat hij een daggeld heeft van „agten-
dertig stuivers".
Deze commies heeft als assistent een
daggelder die niet meer dan twee stui
vers extra krijgt dan zijn maats, (hoe
veel die maats kregen vermeldde men
niet). Men neemt niet meer personen in
vaste dienst dan nodig is om het gesta
dige werk te kunnen vrrichten. Ook
verstrekt men te Vlissingen „geene
maaltijden, geene gelagen, geene con-
sumtiegelden, geene emolumenten,
niets van dien of dergel ijken aard 't welk
bij andere directien over zeewerken vrij
aanzienlijke kosten in de jaarlijksche
rekeningen opgeleverd.
Den arbeider heeft zijn loon en dit is
het al".
De stad was en bleef belast met de uit
voering der zeewerken. Dit duurde tot
Vlissingen bij het Tractaat van Fontai-
nebleau aan het Franse keizerrijk werd
afgestaan. Toen kwam het onderhoud
der zee- en vestingwerken voor reke
ning van het Franse bewind.
Periode van 1808-1867
vesting/zeewering
Vanaf 1 808 werden de zeewerken door
de Fransen goed aangepakt. Deze wer
ken gingen namelijk een belangrijk on
derdeel uitmaken van de vestingwer
ken. In eerste instantie waren Franse
waterstaatsdeskundigen bij ontwerp en
uitvoering betrokken, doch deze heb
ben snel een groot deel van de werk
zaamheden aan hun Zeeuwse collega's
overgedragen toen bleek dat deze méér
ervaring hadden met de hier bestaande
grondstructuren dan zij.17)
De financiering van de werken ge
schiedde vanuit de steeds weer opge
voerd wordende belastingen en uitge
voerd door overal vandaan gecharterde
mensen en materieel. Zelfs uit Vlaande
ren waar de gemeenten verplicht wer
den om mensen en materieel te leveren
voor de vestingwerken in Vlissingen.
Wegens tijdgebrek zijn de plannen niet
geheel uitgevoerd kunnen worden. Be
gonnen werd o.a. met de versterking
van de zeefronten bij de Bastions I en
VIII met een holle stenen beer18) met
een ezelsrug en monnik (rond torentje
dat moestverhinderen dat de vijand ba
lancerend over de beer, de stadswallen
kon bereiken) die het buitenwater van
de gracht scheidde. Aan de grachtzijde
was de beer van schietgaten voorzien,
evenals de contrescarpgalerij.
Tevens werd gezorgd voor een heel
mijngangensysteem o.a. in de tegen
woordige Boulevard Bankert een van
80 m (in 1 840 voor de helft geslecht).
In het algemeen hadden mijnsystemen
drie funkties, te weten het lokaliseren
en indrukken van vijandelijke mijnen,
het laten springen van vijandelijke posi
ties en het laten springen van de eigen
werken ingeval de vijand deze veroverd
had. In Vlissingen was er nog een vierde
funktie namelijk het laten springen van
de zeedijken om het omliggende terrein
met alle vijandelijke stellingen te inun
deren. Daartoe waren reeds giganti
sche springladingen aangebracht in de
mijnsystemen bij de Oost- en Westbeer
en onder de Nolledijk.
Het Keizersbolwerk werd aangepast
aan de eisen van die tijd: na ophoging
werd het voorzien van dertien kazemat
ten.
Bovendien werd een aantal huizen aan
de Boulevard opgeofferd ten gunste
van de vestingwerken. Tevens om de
bouw van de Caserne Cavalier mogelijk
te maken. Dit moest een kazerne wor
den die plaats moest kunnen bieden
aan 1 000 man.
Deze zogenaamde Bomvrije kazerne
werd in 1812 gebouwd. Van deze ka
zerne die oorspronkelijk tot tegen de
gevangentoren was gebouwd, werd in
1 939 een gedeelte afgebroken om een
rijbaan achterlangs de gevangentoren
aan te leggen, waardoor de Boulevard
vanaf het standbeeld van De Ruyter tot
aan het Wooldhuis voor autoverkeer
toegankelijk werd. Na de oorlog is de
gehele kazerne gesloopt.
1867-1953
Nadat Vlissingen in 1867 als vesting