„zonneveld" 1909-1984
96
den van de ene zaal naar de andere om
ieder kind verder te helpen. Natuurlijk
kon niet elke leerling iedere dag een
beurt krijgen. Wie al zover was, dat hij
op mocht zitten, ging naar de leszaal,
waar één van hen dan les gaf. Het was
pionieren: de leerkrachten moesten de
school opbouwen. Vóór die tijd kwam
er wel een leerkracht uit Domburg of
was er een zuster, die voor onderwijze
res had gestudeerd en die hielp met het
schoolwerk als zij tijd had.
Het aantal patiëntjes groeide snel en
korte tijd later was dit opgelopen tot
1 1 0. Hierdoor was ook het aantal leer
krachten toegenomen en wel tot zes.
Hiertoe behoorde ook een kleuteron
derwijzeres.
De eerste jaren lagen er vooral patiënt
jes uit de grote steden, zoals uit Rotter
dam. Vanwege de oorlog was daar aan
zienlijk meer tuberculose dan in Zee
land. Deze kinderen hadden dikwijls
nog nooit zee gezien. Als het herstel al
ver was gevorderd, gingen de leer
krachten soms een half uurtje met hen
wandelen. Zij hadden hele verhalen
over de zee verteld: hoe groot die was,
hoe mooi, enz. Vol verwachting gingen
zij het paadje op, richting zee. Het was
winter, koud en miezerig. De leerlingen
keken wat teleurgesteld en één jongetje
zei: „Nou, da's ook wat, 't is allemaal
zeepsop."
De oude school.
Terug naar de school. Zoeven werd ge
zegd, dat er een aparte kleuterafdeling
kwam. Dit was op 1 augustus 1 947 en
zuster G. Breel werd hiervan het hoofd.
De jongens en meisjes mochten op
tweejarige leeftijd reeds komen en het
hoogste aantal is ongeveer 30 geweest.
Later is dit aantal langzaam teruggelo
pen, zo ook in de andere afdelingen.
Uiteindelijk werden toen alle afdelingen
samengevoegd en was er maar één
hoofdzuster meer. Toen in de loop van
de jaren vijftig de terugloop groter
werd, ging men over tot de revalidatie
van kinderen, zoals in vele andere kin
dersanatoria. In 1957 werd een vijftien
tal kinderen met restverschijnselen van
kinderverlamming opgenomen en in
1958 de eerste zogenaamde spasti
sche kinderen. Op 1 september van dat
jaar mocht naast het onderwijs aan tu
berculosepatiënten in een gescheiden
afdeling onderwijs aan lichamelijk ge-
brekkigen worden gegeven. In 1968
werd het officieel een school voor licha
melijk gebrekkigen. Begin 1 960 was de
bezetting: 20 tuberculosepatiënten en
20 spastische kinderen. Een enquête in
mei 1960 gehouden, wees uit, dat er
een grote behoefte in Zeeland was aan
uitbreiding der mogelijkheden van re
validatie van kinderen met vroeg ver
worven lichamelijke handicap.
In komende jaren werden geleidelijk
meer kinderen voor revalidatie opgeno
men en werd er meer geschoold perso
neel aangetrokken. De sanatoriumafde
ling werd in 1 967 opgeheven en de re-
validatieafdeling, die toen maximaal
bezet was met circa 50 kinderen, kon
worden uitgebreid tot 70 kinderen.
Hier was in 1 958 mevrouwTh. J. P. M.
Meyer begonnen met de Mytylschool.
Zij kreeg later assistentie van de heer
Carrière, die daarvóór dus op de sanato
riumafdeling had gewerkt.Toen hij eind
mei 1962 afscheid nam als hoofd, werd
zijn plaats ingenomen door de heer
J. Overduin. Kort hierna werden me
vrouw M. E. S. Verbeek en de heer
W. Westerbeke benoemd. Deze drie
laatstgenoemde leerkrachten zijn mo
menteel nog aan de school verbonden.
Nu moet men ook hier bij het woord
school niet denken aan klassen van be
paalde afmetingen met een bepaalde
standaard-inventaris. Door de snelle
groei van het aantal leerlingen kwam
het probleem „ruimte" al gauw aan de
orde. Zo werkten er in 1 963 drie leer
krachten in één grote ruimte, de vroe
gere eetzaal. Later kwam hier een af
scheiding in de vorm van een zwart gor
dijn. Ook de volgende eetzaal werd een
paar jaar later een klasselokaal en ook
deze moest korte tijd later in tweeën
worden gedeeld, nu met behulp van een
hardboardwand. Verspreid over het ge
bouw kwamen gaandeweg allerlei
ruimten voor het onderwijs en ook werd
les gegeven tussen de bedden. Nog la
ter werd op het gazon een barak ge
bouwd, waar drie klassen in onderge
bracht konden worden. De meubels wa
ren navenant; in gebruik waren kasten,
die al tijden hoorden bij een bepaald lo
kaal, maar ook werd langzamerhand
meer bij een school passend meubilair
aangeschaft.
Een groot deel der kinderen zat in een
rolstoel en deze hadden grote afmetin
gen. Ditzelfde geldt voor de aangepaste
tafels. Op vele terreinen was het behel
pen en zeker ook op het gebied van les
materiaal was dit het geval. Specifiek
lesmateriaal werd zelf ontworpen, om
dat weinig „bruikbaars" in de handel
was. Kortom, in elk opzicht werd het nij
pende gebrek aan ruimte en outillage
sterker voelbaar.
Al in 1963 werden de eerste plannen
voor nieuwbouw gemaakt. Pas later
konden diverse grondaankopen wor-