de verhouding van zeeland tot de protestanten van de XVIe tot de XlXe eeuw (II)
68
bitterde volk".
Gedurende de laatste jaren van de rege
ring van Karei II hadden de protestanten
in Vlaanderen een rustige tijd. Ze be
hoefden niet meer zo in het geheim, tot
middenin de nacht bijeen te komen.
Zonder dat het hun verkregen recht
was, hielden ze hun samenkomsten en
deze werden gedoogd, zij het dan ook
omdat de rooms-katholieken voorzich
tiger waren geworden, omdat ze wisten
dat er in de Noordelijke Nederlanden
maatrgelen tegen de rooms-katholie-
ken zouden worden genomen. Hiermee
is zo enigszins getekend hoe de zaken
stonden gedurende de laatste jaren van
de regering van koning Karei II, glorieu-
se memoire.
Karei II, die geen opvolger had, besluit,
na heel wat testamenten te hebben ver
scheurd, uiteindelijk heel zijn rijk over
te laten aan Philips van Anjou, de twee
de zoon van de dauphin van Frankrijken
daarmee een kleinzoon van Lodewijk
XIV, die als Philips V op de Spaanse
troon zou komen. De laatste afstamme
ling van keizer Karei V had uitdrukkelijk
gewild dat de band zou blijven bestaan
die er sinds het einde van de 1 5e eeuw
„de landen van herwaarts over" ver
bond met zijn dynastie. Hij was niet ver
geten dat hij de wettige opvolger was
van de hertogen van Bourgondië.
Dit testament zou Europa en vooral de
Zuidelijke Nedelanden, fataal worden.
Toen Karei II voorgoed zijn ogen sloot,
kwam er definitief een einde aan het
Spaanse stelsel in deze laatste landen.
De tijd was voorbij dat het hof te Madrid
zijn wil aan deze Nederlanden kon op
leggen. Maar wie dan wel?
Gedurende de laatste jaren van de rege
ring van Karei II heeft de kerk van Rome
in de Spaanse Nederlanden een stuk
van haar agressiviteit moeten inleveren.
Ook zijn de laatste regeringsjaren van
deze koning een tijd geweest van grote
ellende voor het volk, vooral op het
platte land en we krijgen zo de indruk
dat er velen, waaronder ook vele pro
testanten in deze jaren zijn geëmi
greerd.
Bij dit al les komt ook nog dat, vooral on
der de regering van Karei II de Spaanse
Nederlanden beleefden de crisis van
het Jansenisme, waardoor de strijd te
gen de protestantse sectariers enigs
zins op de achtergrond kwam.
Al spoedig na de dood van Karei II brak
de Spaanse successieoorlog uit. De Ve
renigde Provincies en Engeland zagen
Frankrijk reeds optrekken tot Antwer
pen, de Schelde openen en Amsterdam
en Londen bedreigen. Want, reeds op 4
dec. 1700 had Lodewijk XIV door zijn
kleinzoon een volmacht laten afgeven,
welke hem feitelijk de regering in de
Spaanse Nederlanden afstond. Op 30
oktober 1701 vroeg de Franse koning
hem afstand te doen van deze Spaanse
bezittingen. Deze worden dan geheel
hervormd naar Frans model. Philips V
wordt hier niet meer dan een figurant.
Overal komen Franse bezettingen.
In mei 1 702 wordt de oorlog verklaard.
In deze oorlog is het tegenwoordige
België geworden tot een slagveld van
Europa. Overal kwamen garnizoenen
van de Republiek en Engeland, zo ookte
Oudenaarde. Dit gaf aan de protestan
ten rondom deze stad meer vrijheid en
openlijk namen ze deel aan de diensten
van de Hollandse legerpredikanten. Op
1 1 april 1713 werd de vrede van Ut
recht gesloten, die een jaar later ge
volgd werd door de vrede van Rastadt
tussen Frankrijk en de keizer in Wenen.
En zo werden de Spaanse Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden. De „Franse
nieuwigheden" zouden verdwijnen. De
Verenigde Provincies wensten deze Ne
derlanden als een barrière tegen Frank
rijk en daartoe werden de barrière-ste
den ingesteld, waar Noord-Nederland
se troepen werden gelegerd.
De protestanten rondom deze steden,
die een verborgen bestaan hadden ge
leid, kwamen openlijk voor de dag. Te
Doornik zweert een schepen van de
stad het katholicisme af en ziet niette
min kans zijn ambt te blijven bekleden.
Met pasen beleven deze barrière-ste
den een hele invasie van protestanten
om op deze feestdag, naar toen gebruik
was, het H. Avondmaal mee te vieren.
We hebben gezien dat men, wat de
godsdienstzaken betrof, niet verder
kwam dan de Status quo, dat wil zeg
gen, de formule „zoals het was onder
Karei II".
Ook bij de twee barrière-tractaten, van
16 november 1715 en 22 december
1718, waren de onderhandelingen over
de godsdienst zeer moeizaam. De graaf
van Königsegg, die namens keizer Karei
VI onderhandelde, verklaarde dat zijn
meester liever zou afzien van zijn pro
vincies dan dat hij zou verdragen enige
aanval op de rooms-katholieke gods
dienst. Op dit punt kon hij niet wijken.
Deze zaak was „zeer delikaat" voor de
keizer.
Voorts werd officieel bepaald: de keizer
staat toe de uitoefening van de protes
tantse godsdienst aan de troepen van
de Staten Generaal, „overal waar zij in
garnizoen zullen liggen en dat in parti
culiere plaatsen, die de magistraten zul
len aanwijzen en onderhouden". „Op
deze plaatsen mag geen uiterlijk teken
worden aangebracht dat het een kerk
is". „Wanneer enig verschil of moeilijk
heid opkomt, zal dit vriendschappelijk
worden geregeld". „Wat betreft de in
woners van het land, zullen alle zaken,
daarbij ingesloten de godsdienst, blij
ven op dezelfde voet als zij waren gedu
rende de regering van Karei II". Hier
weer dat vage begrip, waarmee men
kon doen wat men wilde.
In ieder geval hebben de protestanten
in de Oostenrijkse Nederlanden dit op
gevat als een rustiger behandeling en
ook de Staten Generaal zijn daarvan uit
gegaan. In deze geest schrijft ook de
commandeur van Sas van Gent op 1 8
maart 1717 zijn brief aan de pastoor
van St Maria Horebeke en beveelt de
predikant, Pieter Brand, aan in de „pro
tectie" van de pastoor. (zieZeeuwsTijd-
schrift april 1983). Deze brief heeft
evenwel niet veel geholpen, na de actie
van burgemeester en schepenen van
Maria Horebeke is Pieter Brand ge
dwongen geweest de Vlaamse Olijfberg
te verlaten, op bevel van de aartsbis
schop van Mechelen. Hij kon pas weer
terug komen nadat de rooms-katholie-
ke kerken van Sas van Gent en omge
ving gesloten waren als tegen-maatre
gel en nadat de Staten Generaal van de
Verenigde Provincies kennis hadden
genomen van een „memoire" van de
classis Walcheren, die werd ingebracht
door de afgevaardigden van Zeeland.
Hieruit blijkt dat Pieter Brand was uit
gezonden namens de classis van die
naam. Deze „memoire" beschuldigt de
aartsbisschop van Mechelen dat hij een
„misdaad" had begaan door Pieter
Brand te gebieden het land te verlaten
binnen 24 uur of, indien hij dit niet
deed, gevangen zou worden gezet. De
ze predikant is toen onmiddellijk ver-