MR. J. EGBERTS RISSEEUW: EEN STRIJDBAAR
ZEEUWSVLAMING UIT DE ROMANTIEK H. A. J. Maassen
Risseeuw's leven
Mr. J. Egberts Risseeuw werd in 1 798
in Oostburg geboren. Na zijn jeugdjaren
studeerde hij rechten in Leiden, welke
studie hij in 1817 met een promotie
afrondde. Hierna vestigde hij zich als
advocaat in Oostburg. Door zijn beslis
sing om terug te keren naar Zeeuws-
Vlaanderen, toen nog veel meer in een
isolement verkerend dan nu, beperkte
hij uiteraard zijn carrièremogelijkheden
aanzienlijk. Mogelijk werd hem dit be
sluit ingegeven door de sterke gehecht
heid aan en belangstelling voor zijn ge
boortestreek, waarvan hij later blijk zou
geven.
Zijn maatschappelijke loopbaan zal op
die van menig ander plattelandsjurist
geleken hebben. Hij werd in enige amb
ten benoemd; in 1818 werd hij ge
meentesecretaris, in 1819 gemeen
teontvanger van Waterlandkerkje. Uit
deze betrekkingen werd hij eervol ont
slagen na benoeming tot notaris in
Zuidzande. In 1830 werd zijn stand
plaats Oostburg.
In 1831 beleefde hij tijdens de Belgi
sche invallen in Zeeuws-Vlaanderen
ongetwijfeld de opwindendste dagen
van zijn leven. De situatie was in
Zeeuws-Vlaanderen gevaarlijk, omdat
met name tijdens de eerste invallen de
verdedigingsmogelijkheden totaal on
voldoende waren. Risseeuw trad echter
samen met burgemeester H. A. Callen-
fels van Oostburg kordaat op en gaf
blijk van persoonlijke moed. Hij organi
seerde met de beschikbare mensen en
middelen een verdediging, onderhan
delde met de bevelhebber van de inval
lers en verleende steun aan een Neder
landse legereenheid onder bevel van
kolonel J. Ledel. Zijn verdiensten wer
den erkend door zijn benoeming tot
Ridder M.W.O. 4e klasse.
De rest van zijn leven verliep rustig, in
1 839 beëindigde hij zijn werk als nora-
tis in Oostburg; hij bleef hier wel als ad
vocaat aktief. Een belangrijk deel van
zijn tijd gesteedde hij aan historisch on
derzoek, onder meer in archieven te
Gent, Brussel en Lille. Hij was vooral
geïnteresseerd in de geografische ont
wikkeling van Westelijk Zeeuws-Vlaan
deren, waarover hij ook publiceerde.
Als advocaat was hij betrokken bij enige
Zeeuwsvlaamse bedijkingskwesties,
waarbij zijn historisch-geografische
kennis hem van nut was. Van 1 854 tot
1 868 was hij bovendien lid van de Pro
vinciale Staten van Zeeland. In 1869
overleed hij te Oostburg.
Risseeuw was een strijdbaar en mar
kant figuur met uitgesproken ideeën,
zowel over de Zeeuwsvlaamse geschie
denis als over kwesties uit zijn eigen
tijd. Van zijn denken en werk wil dit arti
kel een beeld geven.
Risseeuw's nationalisme
Als onderzoeker van de Zeeuwsvlaamse
geschiedenis stond Risseeuw in zijn tijd
zeker niet alleen. Tussen omstreeks
1810 en 1 870 bestond er in Zeeuws-
Vlaanderen een tot dusver ongekend
intense belangstelling voor eigen volks
aard en verleden. Rondom de periodie
ken: „Cadsandria" en: „Bijdragen tot de
oudheidkunde en geschiedenis, inzon
derheid van Zeeuwsch-Vlaanderen",
met als stuwende krachten H. Q. Jans
sen en J. H. van Dale, groepeerde zich
losweg een aantal amateurhistorici. J.
Egberts Risseeuw was een van hen.
Deze onderzoekers werden niet louter
en alleen door historische belangstel
ling gedreven. Velen onder hen waren
sterk beïnvloed door de romantiek, die
de eigenheid van ieder individu en volk
afzonderlijk benadrukte in een indus
trialiserende, steeds gelijkvormiger
wordende wereld. Met trots wezen deze
historici op het eigen karakter van
Zeeuws-Vlaanderen, dat een oeroud en
roemrijk verleden had. Trots waren de
ze onderzoekers ook op de rijke en inte
ressante archieven in hun streek, die de
neerslag van dit verleden bevatten.
Ijverig gingen zij op zoek naar de wor
tels van dit verleden; hoe ouder en
roemvoller, hoe beter. Hierbij schrok
ken zij vaak niet terug voor het gebruik
van onbetrouwbaar bronnenmateriaal
en het uiten van gewaagde, soms gro
tendeels aan de fantasie ontsproten
veronderstellingen. Ook in het Zeeuws
vlaamse volksleven van alledag zochten
zij het streekeigene.
Hoewel Risseeuw bij de keuze van zijn
bronnenmateriaal soms kritischer was
dan collega-onderzoekers, zoals hierna
zal blijken, ging hij in andere opzichten
verder dan de andere historici in zijn ge
voelens en historische visie betreffende
Zeeuws-Vlaanderen. Hij sloeg de ei-
J. Egberts Risseeuw (1798-1869).
genheid van zijn streek door de eeuwen
heen zo hoog aan, dat hij meende dat de
inwoners een apart volk vormden, de:
„Kadzantenaren". Dit volk, zo stelde
Risseeuw, behoorde tot de oudst be
schaafde volkeren van Nederland en
België maar dreigde nu, en ook dit is
een typisch Romantische visie, ten on
der te gaan.
Risseeuws betrokkenheid bij dit gebeu
ren kan het best met: „regionaal natio
nalisme" omschreven worden. In een
voor het Nutsdepartement Oostburg
gehouden verhandeling stelde hij:
het volstrekt gemis van nationalen
geest heeft er den grondslag toe ge
legd, is de oorzaak, dat de oorspronke
lijke bewoners door de nieuwe zoo druk
en zoo spoedig worden verdrongen".
De vroegere eensgezindheid die de
Kadzantenaren machtig had gemaakt,
was verdwenen. Echter: er was nog red
ding mogelijk. „De middelen tot herstel
van Staats-Vlaanderen vorderen eens
gezindheid; vorderen een nationaal ge
voel; vorderen, dat geldbejag, afgunst,
nijd en hulde aan vreemden worden
weggenomen. Dat alles kan niet weg
genomen worden, zonder dat de bewo
ners van Staats-Vlaanderen de overtui-