johan hendrik van dale en zijn opvolgers
56
andere woorden opgeofferd moeten
worden aangezien de toegemeten
woordenboekruimte nu eenmaal be
perkt is. Zo heb ik in het Woordenboek
van hedendaags Nederlands dat binnen
de nieuwe Van Dale-reeks onder mijn
redactie tot stand komt o.a. ruimte ge
zocht door alle Mariafeesten (van Ma-
ria-Boodschap, Geboorte, Hemel
vaart, Lichtmis, ontvangenis t/m
Maria-ten-Hemel-opneming), woorden
uit het koloniale verleden, dialectwoor
den en regionalismen te schrappen ten
faveure van bijvoorbeeld de wielerterm
doorkachelen die ik zondag j.l. hoorde
toen Hennie Kuiper Parijs-Roubaix
won, maar ook ten faveure van woorden
als: abonneetelevisie, allesbrander, Ai-
Fatah, bambi, beeldplaat, beenwarmer,
bioritme, catenacc/o, compact disk, da-
iurenkaart, deregulering, eurocheque,
fitnesscentrum, gifbelt, headbangen,
herpes genitalis, hollanditis, hyperventi
latie, inlegkruisje, inpluggen. Jan Splin
ter, funk, kassabank, knuffeltjesseks, lif
ten, mediabeleid, medicalisering, nulop
tie, ontwikkelcentrale, paaldame, pay-
t.v., peepshow, pissig, polderblindheid,
punk, rampetampen, rolykit, seksisme,
sterfhuisconstructie, thuisfluiter, uitluis
teren, uitvalsarm, viewdata, vutten,
wande/radio, zebracode, zweetband,
enz. enz.
Ruimte werd ook gewonnen onder de
groep Zuidnederlandse woorden. Ten
aanzien van de bij onze zuiderburen ge
voelige aanduiding Zuidnederlands,
wordt een genuanceerder standpunt in
genomen. Alleen woorden en verbin
dingen die zo algemeen zijn in Vlaande
ren dat zij als Algemeen Zuidnederlands
beschouwd mogen worden, worden
nog opgenomen. Ik noem in dit ver
band:
zetel, bureel, baan, bekomen, kleed,
schoon, mazoet, geraken, gans, stiel,
woonst, goesting, living, koer, occasie,
metser, salon, vermits, pint.
Het kenmerken van deze woorden met
de aanduiding <AZNI> houdt geen en
kele vorm van veroordeling in. Het wil
uitsluitend aangeven dat ze in een be
perkt deel van het taalgebied gebruikt
worden. Deze aanduiding staat op het
zelfde niveau als degebruiksaanduidin-
gen voor bepaalde Zwitserse, Oosten
rijkse of DDR-woorden in Duitse woor
denboeken.
In mijn algemene beschouwing over het
woordenboek van Van Dale en zijn
functioneren in onze tijd ben ik steeds
meer gegaan in de richting van de jong
ste ontwikkelingen van Van Dale. Met
die ontwikkelingen wil ik mijn relaas
beëindigen, ledereen in Sluis weet van
het bestaan van de Dikke van Dale, le
dereen hier aanwezig weet van de uit
gave van een nieuwe reeks Van Dale
woordenboeken; het stond immers op
de uitnodiging. Welnu, in die nieuwe
reeks van zeven woordenboeken zit ook
een nieuw woordenboek van heden
daags Nederlands. „Is dat naast die
tweedelige Grote Van Dale niet wat te
veel van het goede?", is ongetwijfeld
een vraag die bij menigeen van u op zal
komen. Ik denk dat ik u in een paar
woorden kan duidelijk maken dat beide
produkten elkaar niet beconcurreren,
onderling sterk van elkaar verschillen
en dat elk uniek in zijn soort is.
De Dikke Van Dale is in oorsprong en
opzet een 19de-eeuws woordenboek,
en hoezeer de bewerker er in de opeen
volgende drukken ook naar gestreefd
heeft het inderdaad bij te werken en te
moderniseren, dat oorspronkelijke ka
rakter is toch opzettelijk en weloverwo
gen gehandhaafd. De Dikke Van Dale
probeert de woordenschat uitputtend
te beschrijven en definieert de verschil
lende betekenissen van een woord op
grond van hun herkomst. Zo staat onder
het trefwoord bang niet „vrees koeste
rend, zich bezorgd makend (dat iets al
of niet gebeuren zal)", de meest voorko
mende betekenis, op de eerste plaats,
maar het thans als weinig gebruikelijk
beschouwde „benauwd" in de verbin
ding het iemand bang maken „het hem
lastig maken, hem in het nauw bren
gen".
Wie in de Dikke Van Dale bladert zal bo
vendien kunnen concluderen dat er rij
kelijk uit de schrijftaal geput is.
De titel van het nieuwe Van Dale-woor-
denboek daarentegen geeft al aan
waarop daar het accent ligt. Er is duide
lijk gekozen voor een inventaris van he
dendaags Nederlands. De nadruk ligt
veel meer op spreektaal dan op schrijf
taal, sterker op informeel taalgebruik,
op de woordvoorraad die wij ontmoe
ten in onze dagelijkse lectuur (krant, te
levisie, reclame, subcultuur, gebruiks
aanwijzingen) en op woorden en ge
bruiksmogelijkheden uit actuele onder
zoeksgebieden (ik noemde ze hiervoor
reeds). Het nieuwe woordenboek biedt
evenwel meer. Het heeft een qua vorm
volstrekt afwijkende structuuropbouw:
het scheidt betekenissen van verbin
dingen, het biedt herkenbare synonie
menclusters, het vermeldt de hoogfre
quente woordenschat en is efficiënter
bij het opzoeken van betekenissen en
gebruiksmogelijkheden. Qua structuur
komt het overeen met de overige woor
denboeken in de reeks en doordat het
gecomputeriseerd is, kan de opname-
politiek van woorden ook aangepast
worden. Vroeger moest een woord
eerst zijn overlevingskansen bewijzen
alvorens het in een woordenboek werd
opgenomen; nu, waar om de vier a vijf
jaar een herdruk beoogd wordt, kan het
louter beschrijvende criterium veel con
sequenter worden toegepast. Blijkt een
woord een eendagsvlieg te zijn dan
verdwijnt het weer snel uit de inventa
ris. Een en ander zal bijvoorbeeld bewe
zen worden door een door Bas de Gaay
Fortman gelanceerd woord als bovica-
tie, verrundering, maar ook ten aanzien
van de overlevingskansen van de seks
loze beroepsnamen en een in Oldenzaal
uitgevonden boemelbus. Dat „timmer"
de aanduiding zal worden voor degene
die timmert betwijfel ik, maar die twijfel
kan ten onrechte ingegeven worden
door het feit dat mijn kinderen zodra zij
begonnen te praten, met „timmer" een
hamer aanduidden.
Laat ik mijn enthousiasme voor dat
nieuwe Van Dale-woordenboek into
men, het duurt immers nog tot 1 984 al
vorens het in de winkels ligt en u kunt
controleren of het werkelijk de moeite
waard is.
Ik besluit met de geruststellende mede
deling dat ikveel overVan Dale nog niet
verteld heb, dat u een en ander thuis
nog kunt nalezen en dat ik thans graag
overga tot de overhandiging van het
eerste exemplaar van Johan Hendrik
van Dale en zijn opvolgers.