DE NORBERTIJNEN IN DE ZEE-LANDEN
M. P. de Bruin
Een „karakteristiek" van de Zeeuwen.
De Norbertijnen in de zee-landen
De meesten van u hoef ik het Walche
ren van nu niet te schetsen: een on
danks de verwoestingen in 1944 en
1 945, toen water, later sliken mosselen
het land overspoelden en overwoeker
den, toen muren en stukken van een dak
de overblijfselen van boerderijen wa
ren, een ondanks dit alles, welvarend
land.
Rond 1890 beginnen de eerste gidsen
over Walcheren te verschijnen met de
bedoeling het vreemdelingenverkeer te
bevorderen; thans vraagt men zich af of
dit niet afgeremd moet worden. Wal
cheren: groter dan in de middeleeuwen,
want het gebied van Nieuw- en Sint
Joosland is later aan het eiland vastge
groeid.
Van Walcheren naar Prémontré is niet
eens zo'n grote stap. Nog dichterbij dan
Parijs. Wanneer je de autoweg Rijssel-
Parijs neemt, sla je bij de splitsing Roye,
naar Noyon af - de geboorteplaats van
Calvijn, om via Blérancourt en Coucy Ie
Chateau naar Prémontré te gaan - de
geboorteplaats van de orde van de Pre-
monstratensers, de Norbertijnen, of
naar hun habijt: de witheren.
Ik kan u deze route aanbevelen omdat je
door het prachtige Picardische land
schap komt. In Prémontré vindt men
nog de paleisachtige gebouwen van de
1 8e eeuw in de vorm van een U. Thans
is het een psychiatrische inrichting
sinds 1862. Er zijn nog enkele resten
van de middeleeuwse abdij, die in 1 1 20
werd opgericht door Norbertus, een
man van grote persoonlijkheid.
Ik ga u niet te veel vermoeien met jaar
tallen, maar enkele zijn nodig als kap
stok. Kort na 11 20 kwam het reeds tot
een vestiging van Norbertijnen in Mid
delburg. Hoe zag Walcheren er toen
uit? Dan moet ik een beroep op uw ver
beelding doen, maar zij kan worden
aangevuld door hetgeen u thans nog in
Zeeland aantreft. Nemen wij het Land
van Saeftinge, doorsneden van kreken,
die voor een deel zijn dichtgeslibd, waar
de schorren hoog zijn opgewassen, al
jaren voor inpoldering geschikt. Zelfs
hoge vloeden kunnen de hoogste terrei
nen amper bereiken. Stel nu voor dat
om dit gebied een dijk werd gelegd, dan
zag dat gebied na jaren bewerking er
ongeveer zo uit als Walcheren in de 1 2e
eeuw. Weten we iets van de mensen die
er woonden?
Theofried van Echternach, die in 111 0
overlijdt, beschrijft in zijn „Leven van
Willibrord", de Walcherenaren als
„ruw, vermetel en oorlogszuchtig". In
zijn „Vita metrica" van Willibrord geeft
hij het volgende getuigenis: „Een woest
volk is dit, dat wetten noch verordenin
gen vreest, dat geen juk, gezag of teu
gel gewend is, koppig van aard, en licht
in beweging te brengen als de golven
der zee, die schuimend het eiland om
ringt." En even later nog uitvoeriger:
„Maar dit volk van Walcheren is geluk
kiger door deze eigenschappen omdat
het koppig is, hard en ruw, omdat het is
als de golven der zee en de zee volgt in
haar grillige geestesgesteldheid, omdat
het in geen enkel opzicht wordt belem
merd door heerschappij of wetten, om
dat er niets is dat het vreest en slechts
leert door wonderen: deze vinden hier
dan ook des te talrijker plaats en ont
roeren de verharde gemoederen." De
Franciscaan Bartholomeus Anglicus
zegt in de 1 3e eeuw van de Zeeuwen:
een groot vole, starck van lichaem ende
schots, kuen", hetgeen vermetel, driest
betekent, maar voegt er aan toe: „ende
gaet geern te kerken" (Meertens). Het
zou te veel gezegd zijn om dit aan de
werkzaamheden van de Norbertijnen
alleen toe te schrijven: er waren ver
schillende orden in de zee-landen ac
tief.
Wel kunnen we zeggen dat de Cister-
ciënsers en Norbertijnen in de 12e en
1 3e eeuw wellicht het grootste stempel
op de zee-landen hebben gezet. Ik
noem ze met opzet de zee-landen om
dat Zeeland in enkele bronnen toen zo
werd genoemd.
De orde van Cïteaux - de Cisterciënsers
- hebben in Zeeland vooral bekendheid
gekregen door hun bedijkings- en ont
ginningswerken en door hun zeer ratio
nalistische wijze van landbouwexploi
tatie.
De Premonstratensers, de orde met de
sterke nadruk op de zielszorg, levend
naar de regel van Augustinus, zal zich
op Walcheren gaan bezighouden met
waterstaatkundige zaken, later valt het
accent op bestuurlijk terrein.
Terugkomend op het Walcherse grond
gebied moeten wij ons richten op de
geografische gesteldheid of zo men wil
op de bodem. In de 11 e eeuw ging men
over tot systematische bedijkingen.
Wat Walcheren betreft had men het
voordeel dat aan verschillende kanten
van het eiland duinen lagen, die een na
tuurlijke verdediging vormden tegen de
zee. De gaten tussen de duinenreeksen
worden van een dam voorzien, dijken
aangelegd waar geen duinen waren. Zo
kon Walcheren zich redelijk afge
schermd wanen tegen het buitenwater
in de 1 2e eeuw, een gebied dat een flink
aantal mensen woon- en werkgebied
kon verschaffen. Even belangrijk als de
strijd tegen het buitenwater, was het
gevecht om het overtollige binnenwa
ter te lozen. Van de sluisjes die in de
dammen werden aangelegd moet men
zich geen al te grote voorstelling ma
ken: houten kokers die op eenvoudige
wijze konden worden afgesloten. Een
bestuurlijke vorm was noodzakelijk om
de afwatering op ordelijke wijze te