Jongens uit Zeeland in Indonesië zeeuwen en indië 183 Uit: Stem 26 maart 1 949. Alarmerende berichten over het moreel van de troepen, die sommige andere dagbladen publiceerden, zijn in de Zeeuwse kranten niet terug te vinden. HetZeeuwsch Dagblad zinspeelt op de ze berichten en wijst op de funeste uit werking ervan. Artikelen over de sexue- le nood van militairen wekken wantrou wen, onrust en vervreemding, aldus de krant op 10 januari 1949. De krant roept op tot meer begrip en vertrouwen, opdat de soldaten „reikhalzend blijven uitzien naar de dag van de thuiskomst als wij hen gaaf naar lichaam en geest uit Gods hand terug ontvangen". Betrokkenheid De uitzending van Nederlandse militai ren bracht het verafgelegen Indië dich ter bij huis dan ooit. Berichten over de strijd van Zeeuwse militairen in de Oost gaven de lezers de mogelijkheid zich een beeld te vormen van de situatie waarin hun familielid, bekende of dorpsgenoot verkeerde. Daarnaast bleek uit ingezonden brie ven, inzamelingsakties en activiteiten van plaatselijke afdelingen van politie ke partijen de betrokkenheid van het publiek bij de kwestie. Tussen 20 januari en 10 februari 1 949 publiceerde de PZC elf ingezonden brieven over het uitzenden van predi kanten. Deze discussie past in de reli gieuze oppositie van zendelingen en predikanten tegen het regeringsbeleid die vanaf begin 1 949 zichtbaar werd7). De eerste brief was bedoeld als een reactie op een artikel in de krant waarin geklaagd werd dat er onvoldoende pre dikanten te vinden waren om naar Indië te gaan. De briefschrijver, Ds. P. J. Pen ning uit Axel, stelt: „Het moet nu einde lijk eens eerlijk toegestemd worden dat er velen zijn die om principiële redenen het veldpredikerschap in Indonesië weigeren". Ze weigeren zich in dienst te stellen van een „nationalistisch geïnfec teerd christendom dat de wereldbijdra- gen van het eigen volk en van de wes terse cultuur sterk overschat". Princi piële tegenstanders van het regerings beleid, zo gaat de brief verder, hebben onze jongens niets te vertellen en zou den hun moeilijke en gevaarlijke positie zelfs verzwaren door ze te vertellen dat zij het zijn die „de rekening van 's lands welvaart in het verleden gepresenteerd krijgen Al te lang mis ik een geluid als dit in uw blad". Hierna komt een stroom van negatieve reacties aan het adres van Ds. Pennings op gang. Soms met de toevoeging „van redactiewege werd de toon van dit schrijven gematigd". „U moet de jongens niet gaan vertellen dat zij voor een edele zaak hun bloed geven, want dat weten zij veel beter dan iemand die er principieel tegen is... Neen, dominee, uw roeping is uw vak en uw vak is het Evangelie te verkondigen aan alle creaturen, ook aan onze jon gens... en geen politiek, dit vergiftigt onze jongens". Ds. Pennings verduidelijkt in een twee de brief zijn motieven en besluit met de opmerking dat de geestelijke verzor ging van militairen hun gevechtswaar- de verhoogt en dat geeft te denken. De redactie wijst de dominee terecht. De behoefte van onze jongens aan de steun en de troost van hun dominee dient voorop te staan en niet de persoonlijke motieven van predikanten. Een andere briefschrijver merkt op dat degenen die het met Pennings eens zijn als communisten beschouwd moeten worden. De moeder van een militair vindt de hele discussie weinig verhef fend. „Het ware beter dat al Gods kinde ren wat meer eerbied hadden voor el- kaars overtuiging en voorgingen in het gebed voor het behoud van onze jon gens". Ook wordt instemming betuigd met het redactionele beleid van de krant: „Ik voor mij wens dan ook niets Toen vaandrig Jo van Poppel uit Hulst nog in Cheribon zat, bleek Zijn stadgenoot Jo Wentzïer (Bier kaaistraat 32) neemt er een ogen blikje zijn gemak van. Wij in Ne derland gaan gewoonlijk uit de wind zitten, in Indonesië echter kan een onbeschut plekje een wel daad zijn. ------- hij 't, aan zijn handgebaar te zien warm te hebben. Op het ogenblik heeft hij zijn standplaats in Bandoeng.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 31