uren met de encyclopedie van zeeland (deel II, 1982)
173
water en land elkaar ontmoeten, aan de
kust. Kustvisserij en Haringkaken, Kust
verdediging zo goed als Reddingwezen,
dat zijn maar een paar van de onderwer
pen, die in deze samenhang worden be
handeld, soms uitvoerig, soms be
knopt. Voor de Kaapvaart, verschijnsel
uit het verleden zijn 7.Vi bladzijde vrij
gemaakt, voor het Reddingwezen twee;
hoewel dat laatste nog altijd actueel is.
In zekere zin actueler dan ooit door de
ontwikkelingen van de laatste twee,
drie decennia op het gebied van de Re
creatie. „De laatste jaren moetin toe
nemende mate hulp worden geboden
aan pleziervaartuigen en sportvissers-
boten."
Het aantal „spectaculaire reddingen"
daarentegen, zoals er in vroeger tijden
vele waren, werd kleiner. De naam van
Frans Naerebout, de redder, kent elke
Zeeuw. Ik voor mij wist evenwel niet,
dat hij in later jaren moest proberen als
garnalenvisser „zijn kostje bij elkaar (te)
scharrelen." In 1818 benoemde koning
Willem I hem „tot Broeder van de Ne
derlandse Leeuw met een jaarwedde
van fl. 200,-, maar toen was het eigen
lijk al te laat." In dat jaar stierf hij daags
voor zijn 70e verjaardag.
De traditie van moed en menselijkheid
werd door anderen voortgezet. Aan één
„bijzonder staaltje", mij en wellicht ve
len tot dusver onbekend, wil ik niet stil
zwijgend voorbijgaan. In december
1910 was een kleine Engelse schoener,
de „Doris", op de Rassen gestrand. „In
een poging om de bemanning te redden
voer Jacob Schroevers met zijn hoo
gaars van Vlissingen naar buiten, ver
gezeld van zijn zonen Jacob, Gerard,
Job, Klaas en Lieven. Met de geredde
bemanning aan boord keerden ze later
weer terug." Niet helemaal ondenk
baar, gezien de jeugdige leeftijd waar
op men toen mee scheep ging, dat nu,
driekwart-eeuw later, nog één van die
zoons in leven zou zijn. Het doet in ieder
geval goed de namen van die zes
Schroeversen in de „E.v.Z." vermeld te
zien, Zeeuwen om met bewondering te
herdenken.
Veelzijdigheid
Ook de uitvoerigste bespreking van een
encyclopedie kan geen recht doen aan
de veelzijdigheid van de inhoud. Hoog
uit kan een recensent, zoals ik in het
voorgaande heb geprobeerd, daar een
indruk van geven. Daarom dient hij er
ook op bedacht tezijn niet eenzijdig het
licht te laten vallen op onderwerpen, al
leen omdat zij in het bijzonder zijn per
soonlijke belangstelling hebben. Om
die reden alleen ga ik niet in op twee sa
menvattende artikelen: Onderwijs, ruim
bedeeld met bijna elf pagina's, en Pers,
behandeld in het bescheidener bestek
van nog geen elf kolom.
Ervan doordrongen, dat anderen juist
voor andere onderwerpen speciale be
langstelling zullen hebben, en erop uit
een zo goed mogelijke indruk te geven
van de veelzijdigheid van de „E.v.Z.",
noem ik, ter aanvulling van de al gege
ven informatie, nog een aantal tref
woorden die nog niet ter sprake kwa
men. Naar volledigheid heb ik niet ge
streefd; een opsomming van destukken
van enige omvang alleen al zou tè lang
en volkomen onoverzichtelijk zijn ge
worden. Verwijzingen naar biografi
sche en topografische lemmata liet ik
achterwege. Hoe hoog ik de waarde van
onze encyclopedie op die twee terrei
nen aansla, heb ik immers al eerder ge
zegd.
Hier volgt dan de beperkte „bloemle
zing", waarin vele lezers, hoop ik, iets of
veel van eigen gading zullen aantreffen.
Haven, Heden esse, Herverkaveling, Hi
storiepenningen, Hof van Holland, Zee
land en West Friesland, Hoogaars, Hy-
drobiologisch onderzoek, Inquisitie, Ka
naal, Kartografie (ruim 6V2 blz. en op de
gekleurde platen VII en VIII oude kaar
ten van Zeeland), Keutjesdag, Klimaat
(met talrijke tabellen). Kor en Bot,
Krankzinnigenzorg, Landarbeidersbon
den, Landbouw, Landschap, Letterkun
de, Loods, Magistraat en Ambtenaren
corps, Mais, Malaria, Minderbroeders,
Molen, Monumenten, Namen (met over
een volle kolom afgebeeld „Een greep
uit het telefoonboek; „Zeeuwse familie
namen"), Nederzettingen, Openbaar
Vervoer, Paarden (met een prachtige
kleurenplaat; nr. XXI), Plantkundigen,
Pluimveehouderij, Prehistorie, Provin
ciale Stoombootdiensten, Rechterlijke
Organisatie na 1813, Rijkswaterstaat,
Romeinse Tijd, Ruimtelijke Ordening
enz. enz.
Twee „groepen" onderwerpen komen
in deze opsomming nog te kort, omdat
er geen (uitvoerige) samenvattende ar
tikelen op die terreinen zijn opgenomen
en wel de flora en fauna én de beelden
de kunsten. Vergeten zijn zij echter al
lerminst.
Aan Kiekendieven is een kolom toebe
deeld en aan Meeuwen zowel als Mezen
ieder zelfs nog iets meer. De Purperslak
moet het met een halve kolom doen,
maar ik weet nu dat de purperslakken in
de Oosterschelde „veel groter zijn" dan
bijvoorbeeld die bij Hoek van Holland.
DeZeeuwseslakken beschikken boven
dien „over een met schubben bedekte
schelp", terwijl de dikke schelp van de
Hollandse exemplaren niet is voorzien
van uitsteeksels.
Platvissen en Plevieren, Rietzangers en
Roggen, ze zijn alle vermeld. Alleen wie
naar de „E.v.Z." grijpt om meer te weten
te komen over Kommeraal en Konger
aal moet nog geduld oefenen tot de
verschijning van deel III. Nu staat bij al
lebei alleen "Zeevissen (Zeepaling).
Botanisch geïnteresseerden komen ook
nu, lijkt mij, niet te kort. Als overgang
naar de beeldende kunsten knoop ik
aan bij wat er wordt meegedeeld over
Kooger, Hendrik, „Kunstschilder, tevens
leraar biologie aan de Stedelijke Scho
lengemeenschap in Middelburg." Op
kleurenplaat XVIII is afgebeeld „Het
blad „Mei" uit het geschilderde boek
„Walcheren het jaar rond" van zijn
hand.
„In het gras is het al volop Lentefeest
met Paarse dovenetel - Lamium purpu-
reum. Muur - Stellaria media. Honds
draf - Glechoma lederacea."
Dovenetel was al in deel I behandeld,
maar Hondsdraf zowel als Muur komen
nu te bestemder plaatse aan de orde
met veel bijzonderheden. Voor sommi
ge lezers misschien wat overbodig lij
kende détails, maar is het niet leuk te
weten, dat op Schouwen de (sterre)-
muur ,,'oenderderm" heet? En wie leest
dat op Walcheren hondsdraf ook wel
bekend is als „Kruup door den tuun"
(Het „Woordenboek der Zeeuwse Dia
lecten" vermeldt dat niet) begrijpt be
ter, dat het enige moeite kost een
Zeeuwse tuinman duidelijk te maken,
dat het géén „vuulte" is en dus niet mag
worden bespoten.
Honingkiaver, Kaasjeskruid, Lepelblad,
Meidoorn (en dus natuurlijk ook Pere-
vuur), Ribes, Riet. Ik moet het hierbij