uren met de encyclopedie van zeeland (deel II, 1 982) 172 zijn naam in de „E.v.Z." tegenkwam nog nooit hebben gehoord van ds. Koelman of van zijn „Pointen van Nodige Refor matie"! Gelukkig wèl van Labadie (een volle pagina) en van Piëtisme (2 kolom), maar het werd mij weer eens duidelijk hoe voorzichtig je behoort te zijn bij het beoordelen van het redactionele beleid, niet alleen wat de „dosering" betreft, maar ook ten aanzien van het al of niet opnemen. Onbegrijpelijke misser Zo'n terughouding wil ik evenwel niet betrachten met betrekking tot één mis ser, die ik even pijnlijk als onbegrijpelijk vind. Hoe is het ter wereld mogelijk, dat in een „Encyclopedie van Zeeland" het trefwoord „Ramp" ontbreekt? Laat nie mand mij aan boord komen met de te genwerping, dat ik dan maar eens moet kijken bijvoorbeeld bij Overstroming: „De meest bekende overstromingen werden veroorzaakt door de 1 e en 2e St.-Elisabethsvloeden verder o.a. de vloeden van 1682, 1808, 1906 en 1 953." Evenmin laat ik mij paaien door een verwijzing naar het al eerder ge noemde (interessante, daar niet van) ar tikel Oosterschetde, dat ook handelt over overwegingen, die vroeger een rol speelden bij de vraag óf en hoé er mo gelijk bij de zeearm zou kunnen en moe ten worden ingegrepen. „Tot in de nacht van 31 januari op 1 fe bruari 1953 de dijken plotseling braken en het element van de veiligheid in het geding kwam." Een paragraaf die naar mijn smaak wat al te zakelijk-nuchter wordt afgerond met de alinea: „De Oos- terschelde en de daarmee in verbin ding staande wateren eisten 977 slachtoffers, meer dan de helft van het totaal. Alleen al in Stavenisse waren ruim 150 doden op een bevolking van 1 737 zielen." Laat de redactie nog eens het opstei herlezen van de blijkens een hem ge wijd trefwoord haar niet onbekende Kok, Gommert Abraham de. In 1973 publiceerde hij „Een rekensom als litte ken", een herinnering aan de ramp van een kwarteeuw tevoren. En in de biblio grafie, die aan deel III zal worden toege voegd, zou dan ook kunnen worden ver meld het dit voorjaar verschenen „1 fe bruari 1 953, stormramp en watersnood nagewerkt in gedichten, verhalen en to neeltekst". (Ad Zuiderent stelde het boekje samen en schreef er een na woord bij. De eerste druk werd in sa menwerking met Uitgeverij Fanoy Boe ken uitgegeven door de Uitgeverij Kwa draat in Vianen.) Zeeland: zee en land „en in alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord." Die laatste regels van Marsman's „Her innering aan Holland" gaan ook voor onze provincie op, ja, misschien meer nog dan voor de andere gewesten van de Lage Landen. Zeker is dat „het wa ter", óók de ramp van 1 953. het uiter lijk van Zeeland in sterke mate heeft be paald. Het water én de strijd tegen dat water. Van die inspanningen om het be staande te verdedigen, nieuw land te winnen en dat dan ook, de eeuwen door al te vaak zonder succes, te behouden, daarvan is in de „E.v.Z." de weerspiege ling bij voortduring te vinden. „Zeeland polderland", telkens opnieuw blijkt hier hoe juist die aanduiding is. Bij deel I signaleerde ik al wat een uitne mend topografisch lexikon de „E.v.Z." is, en dit deel doet daarvoor niet onder. Looperskapelle, Moriaanshoofd, ze ont breken niet. Maar ook als dat „topogra fisch" in een wat losser zin wordt ge bruikt als „aardrijkskundig" in het alge meen, voldoet de „E.v.Z." aan hoge ei sen. Een sleutelwoord: Polder, in onze provincie niet enkel gebruikt in de gangbare waterstaatkundige beteke nis, maar ook als synoniem van water schap: „in het spraakgebruik noemt men in Zeeland een waterschapsbe stuur veelal een polderbestuur." Over die polders in de zin van „bedijkt land (bedijkte aan- of opwas of landerij omgeven door kunstmatig opgewor pen kaden of dijken ter kering van het buitenwater)" bevat de „E.v.Z." een waarlijk overstelpende hoeveelheid in formatie. Zeeland, zo leerde ik hier, telt 639 grote en kleine polders. Ik heb de trefwoorden niet geteld, maar mijn op pervlakkige indruk is, dat er geen enke le is overgeslagen. Zou dat zijn gebeurd, dan zou waarschijnlijk Leiden in lastzijn geweest: „waarom dat poldertje wèl, en dan zo uitvoerig behandeld, en önzean- derhalf keer zo grote polder niet of nau welijks?!" De vragen van volledigheid en dosering zijn hier wel zeer klem mend. Maar toch, is er op dit punt geen sprake van een beetje te veel van het goede? Meer dan eens hebben onze voorouders aan een polder de naam Ai te k/ein gegeven, maar hoe klein ook, aan de redactionele aandacht konden ook die poldertjes niet ontsnappen. Ter illustratie: een voor de hand liggen de naam was de Molenpolder. In drie kolommen worden er zeven van die naam tot in details besproken. Ik neem daarvan het eerste, het kortste, artikel hier over: „Polder gelegen binnen "Arnemuiden, in het westelijk deel bezuiden het sta tion; oppervlakte ca. 2 ha. De polder werd in 1661 bedijkt op de plaats waar zich het scheepsdok heeft bevonden. Hij is genoemd naar de ter plaatse staande molen en innundeerde in 1 682 en 1 808. In 1 941 kwam de polder on der bestuur van de polder 'Walcheren, welke in 1965 opging in het 'Water schap Walcheren. De Noordelijke dijk van het Molenpoldertje was reeds in 1889 gedeeltelijk geslecht." Van zulke uitvoerige aantekeningen staan beide delen vol, óók over de talrij ke polders - de strijd tegen „het water" - die verloren gingen. Soms al heel lang geleden en al na een kort bestaan. „Pol dertje aan het Molenwater. Verloren polder van Zuid-Beveland gelegen bij Reimerswaal (Verdronken Land van Zuid-Beveland); bedijkt vóór 1 31 7, ver dronken omstreeks 1530." Of neem, ander voorbeeld, het Poldertje van Hu- gevliet, dat al na één generatie verloren ging en waarvan hier de geschiedenis wordt verhaald in zes regels (één meer dan het Poldertje aan het Molenwater kreeg toebedeeld): „Voormalige polder in West Zeeuws-Vlaanderen, in 1460 door Michiel Beliesen bedijkt ten oos ten van Gaternesse langs de Zuudzee; oppervlakte 21 gemeten. De polder ging verloren in 1488." De redactie zal wel geen middelen ter beschikking hebben om in een geval als dit de „le zersdichtheid" te meten! Langs de kusten De zee in onze provincie alom tegen woordig, vriend en belagertegelijk, ver woester én bron van welvaart. Die dub bele rol treedt vooral aan de dag waar

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 20