uren met de encyclopedie van zeeland (deel II, 1982) 168 plaat XXII „Oosterschelde en Neeltje Jans". De Oosterschelde komt, zoals vanzelf spreekt, ruimschoots aan bod. Drie en een halve bladzij is voor dit on derwerp vrijgemaakt. Daarin wordt de lezer ingelicht over het oorspronkelijke „Deltaplan", de „Twijfels", de „Herover weging" en het „Nieuwe Plan" uit 1 977. In deze samenhang komen zowel „Par tiële dijkversterking" ter sprake als „Compartimenteringswerken". Het dui delijke, zakelijke relaas eindigt met een korte blik in de toekomst: „Een nieuwe Oosterschelde". Volledigheidshalve nog dit: elders zijn de trefwoorden Oesterdam en Philips- dam te vinden. Twee kleine stukken, waaraan bij het eerste in vijf kolom, de illustraties inbegrepen, allerlei wetens waardigs is te vinden over Oester en Oestercultuur. Deze beschouwing ein digt op een optimistische noot: „De blij de gebeurtenissen inde oestergemeen schap van het Grevelingenmeeropenen een gunstig perspectief voor de Zeeuw se oesterkwekers zodra de Ooster schelde weer vrij zal zijn van de opge treden oesterziekte." I\lög twee typisch Zeeuwse zaken Er zijn op zijn minst drie dingen, die ook buiten onze eigen provincie als „typisch Zeeuws" gelden. Allereerst de Zeeuwse dialecten, die in deel I uitvoerig behan deld zijn, vervolgens op het materiële vlak de zojuist besproken oesters en als derde de Klederdrachten, waarvan je zou kunnen zeggen, dat zij zowel tot het terrein van de geest als tot dat van de stof behoren. Geen actueel onderwerp meer, maar wel boeiend enkleurig. Van de in to taal 32 kleurenplaten dienen er vijf ter illustratie van de Zeeuwse klederdrach ten. Een oud stuk volkscultuur wordt zo in woord en beeld vastgelegd, eer het over tien, twintig jaar geheel en al als iets werkelijk levends zal zijn verdwe nen. Op plaat VI staan de „Zeeuwse vrouwenklederdrachten", zoals die een kleine eeuw geleden werden getoond aan de 14-jarige prinses Wilhelmina. Zelfs toen moest al bij de Noord-Beve- landse dracht het woordje worden toe gevoegd, dat nu voor allemaal geldt „voorheen". Overigens niet in alle ge vallen een esthetisch verlies! „Anno 1 975 werden vrouwenkostuums nog gedragen op Walcheren, Zuid-Be veland en in Axel, terwijl zij in de rest van Zeeland waren verdwenen of uiterst sporadisch voorkwamen. Het mannen- kostuum kwam in Walcheren het tal rijkst voor, terwijl het in Zuid-Beveland en Axel nauwelijks meer werd aange troffen." Wie geen jeugdherinneringen heeft aan bijvoorbeeld de Middelburgse markt van 50, 60 jaar geleden, kan zich, vrees ik, moeilijk voorstellen hoe kleurig én stijlvol dat alles was. Stijlvol vooral ook, omdat het in dracht gekleed gaan zoiets natuurlijks was, iets dat vanzelf sprak. Dat is al anders geworden op de platen IX en X. De meeste van de daar in Walchers kostuum afgebeelde dragers en draagsters lijken zich ervan bewust, dat ze zijn „uitgedost" terwille van de kijkers, van het publiek. Een over de hele wereld waarneembaar verschijnsel, dat in alle nuchterheid dient te worden aanvaard als een onver mijdelijk gevolg van het wereldverkeer en in samenhang daarmee van het toe risme. Pogingen zo'n ontwikkeling te gen te gaan krijgen al gauw iets onna tuurlijks, iets krampachtigs. Ik herinner mij hoe ik op Bali in 1 965, dertig jaar en een generatie na een eerste bezoek, al gauw de associatie kreeg „Volendam en Marken". Vrouwen en meisjes zullen ze ker nog wel de fraaie sieraden willen dragen, die op de platen XI en XII te zien zijn. Maar de mutsen, die in zwartwit- foto's staan afgebeeld bij Klederdracht, stellig niet, hoe bekoorlijk met name de Walcherse muts ook was. „Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij": daar over moet men niet sentimenteel doen. Muziekleven Dat „voorbij" geldt gelukkig allerminst voor andere scheppingen van uit het Zeeuwse verleden overgeleverde cul tuur, de Orgelcultuur bijvoorbeeld. Bij na vier en een halve pagina kreeg die toebedeeld, met zwartwit-foto's van het orgel in de Grote Kerk van Goes, en van het uiteraard heel wat bescheide ner, in 1 786 door J. J. Moreau gebouw de instrument in Baarland. Ook een kleurenplaat (XXVIII) behoort hierbij: „Het orgel in de Grote Kerk te Tholen". Wie, anders dan de muzikale leek hier aan het woord, echt deel heeft aan die cultuur, vindt een ruime en zeer gede tailleerde informatie over onder andere „het grootste en schoonste orgel ooit in de provincie Zeeland gebouwd". Dat ging bij de bekende brand van deZierik- zeese St.-Lievensmonsterkerk in 1832 verloren: „een van de grootste cultuur rampen uit onze geschiedenis". Welk een cultuur-barbaar moet iemand zich wel voelen, die dit lezende beseft, nooit eerder van dit orgel met zijn „Negen blaasbalgen" zelfs ook maar te hebben gehoord! De orgelcultuur is één aspect van het Muziekleven In Zeeland heeft door de eeuwen heen een geanimeerd muziek leven bestaan", waarin vroeger „uiter aard de kerken een voorname plaats innamen". Ook de wereldlijke overheid in de steden deed het hare om de ker ken van goede orgels te voorzien. Uit spaarzame gegevens ook uit de 17e eeuw „blijkt instrumentenbezit aan or gels, clavecimbels en andere snaarin strumenten". In de tweede helft van de 18e eeuw komt „het concertwerk" op, in de 19e spelen „de plaatselijke muziekvereni gingen en de muziekmeesters, die daar als dirigent aan verbonden waren" een belangrijke rol. „Overal in de provincie kwamen de sociale aspecten van actie ve muziekbeoefening tot hun recht in plaatselijke harmonie- en "fanfare-or kesten." Historische bijzonderheden worden ook verder meegedeeld, zo over de Zeeuwse Muziekfeesten, met foto's van het in 1 857 in Goes gehou den vierde, en van het vijfde, een jaar la ter in Zierikzee. „Men deed dus al aan cultuurspreiding" luidt het wat school meesterachtige onderschrift. „Pas na de Tweede Wereldoorlog wer den de mogelijkheden verwezenlijkt om zowel een "Zeeuwse Muziekschool als een "Zeeuws Orkest tot leven te bren gen." Het derde deel zal blijkens die bei de beloftenrijke sterretjes, uitvoeriger ingaan op deze twee instituten en zeker ook meer vertellen over de Zeeuwse Volksuniversiteit en de Stichting Cul tuurspreiding Zeeland. Van alle twee gingen belangrijke „vernieuwende im pulsen uit aan de na-oorlogse ontwik keling van het muziekleven in Zeeland". Informatie uit de praktijk: enkele maan den geleden werd ik door een televisie uitzending gewaar, dat de violist Wil lem Noske en zijn broer Frits, de musi-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 16