over boeken 74 Zeeusche Nachtegael en bijgevoegd A. van de Venne: Tafereel van Sinne- Mal. Facsimile-editie van exemplaar PB Zee land 3KI van de druk Middelburg 1 623 met een verantwoording en indices door P. J. Meertens en P. J. Vercruijsse. Middelburg, 1982. f 65,-. „Het verschijnen van de Zeeusche Nachtegael in 1 623 was in deZeeusche literaire wereld een gebeurtenis. Einde lijk was er een daad gesteld, een ant woord gegeven op de Hollandse supre matie, zij het dat enkele Hollanders daarbij een handje hadden geholpen", aldus de inleiding van deze nieuwe uit gave. Wie het exemplaar van de Provin ciale Bibliotheek kent verwondert zich niet dat dit gediend heeft voor deze re productie. Het is een typografisch fraai exemplaar in perkamenten band. Jan Pietersz. van de Venne kon, aldus Meer tens, trots zijn op deze nieuwe aanwinst van zijn fonds. Het vond al direct zoveel aftrek dat kort na de verschijning ge zegd werd dat het „eer lange wel soude mogen herdruckt worden." De uitgever heeft een nieuwe uitgave niet mogen beleven; hij stierf in 1625. In minder verzorgde uitgaven verschenen drie herdrukken: Rotterdam 1632, Amster dam 1 633 en 1651. In de aanhef van zijn artikel over de Nachtegael zegt Meertens (1951) dat de verzamelbundel die in 1 623 het licht zag niet het belangrijkste werk was dat Zeeland heeft voortgebracht, maar wèl de enige uiting van een Zeeuwse literai re beweging die een demonstratief ka rakter draagt. Zeeuwse nachtegalen waren namelijk een schertsende uiting voor kikkers, maar bijtend werd die spot in de mond van Hollanders die daarmee wilden aangeven dat de Zeeuwen in de literatuur geen andere nachtegalen hadden dan kikkers, vuile waterge drochten of modderwroeters genoemd. De bundel was een antwoord op deze spot. Niet minder dan twintig dichters heb ben aan de bundel meegewerkt. Boven aan de lijst worden juffrouw Johanna Coomans, de vrouw van de rentmeester van Zeeland Johan van der Meerschen, en juffrouw Anna Roemers genoemd. Het bezoek van Anna Roemers Visscher aan Zeeland in 1622 „zette alle dicht sluizen open" om nogmaals de inleiding te citeren. „Haar Zeeuwse gastheer Si mon van Beaumont, de auteur van de Nederlandsche gedenckclank Adriaen Valerius, de jeugdige Johan Rogiers, dokter Leonard Peutemans; zij allen be zongen Anna en haar maagdelijkheid. En zij zong terug zodat ook Hollandse Anna in de Zeeusche Nachtegael is op genomen." Na de dichteressen worden - groten deels naar volgorde van hun maat schappelijke rang - de dichters ge noemd: Apollonius Schotte, raadsheer in de Hoge Raad, en Jacob Schotte, burgemeester van Middelburg. Kort te voren was laatstgenoemde door de ko ning van Engeland tot ridder geslagen. Meertens voegt er aan toe: „Hun groot vader was nog boer onder Souburg en Ritthem; we leven in een tijd waarin men snel carrière maakt." De rij van dichters wordt vervolgd met Simon van Beaumont, pensionaris van Middelburg, en Jacob Cats, die als pen sionaris naar Dordrecht was gegaan. Cats heeft in de totstandkoming van de bundel een groot aandeel gehad. Hij kende ook de jongere broer van de uit gever, Adriaen, een zeer bekwaam schilder en tekenaar, die de werken van Cats fraai geïllustreerd en ook aan de Nachtegael zijn medewerking had ver leend. Het is mede aan hem te danken dat de verzamelbundel zo'n uitstekende indruk maakt. Zijn aandeel bleef hiertoe niet beperkt: van zijn hand is het toege voegde „Tafereel van Sinne-mal". Na de genoemde pensionarissen vol gen Adriaen Hoffer, burgemeester van Zierikzee, Philibert van Borsselen, bur gemeester van Tholen, Valerius, sche pen en raad van Veere, enz. Zij die de meeste eer kregen waren Johanna Coo mans en Cats. Laatstgenoemde werd de aartsvader van de Zeeuwse poëten ge noemd en Johanna Coomans was zeer door hem beïnvloed. In de beoordeling van de bundel gebiedt de eerlijkheid te vermelden dat de Zeeuwen zich niet konden meten met hun kunstbroeders uit het noorden, een Brederode, een Hooft. Met alle waardering voor de goede be doeling van de uitgave, zij kan niet in de schaduw staan van die van 1 623. De il lustraties lopen dicht om een vakterm te gebruiken, verschillende bladzijden zijn of te donker of te licht afgedrukt, een kwaal die bij veel van dergelijke uitga ven voorkomt. Toch zijn er voorbeelden te over dat men het origineel bijna kan evenaren. Wij hebben verder met een betrouwbare tekstuitgave te maken. In de verantwoording worden de verschil lende drukken besproken. Bij de inter ne collatie van de druk van 1623 zijn niet minder dan 32 exemplaren betrok ken geweest. Een werkgroep van kandi daten Historische Letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam is behulp zaam geweest bij het collationeren van de exemplaren. Een zestal indices be sluit het werk. Jan Pietersz. van de Ven ne besluit zijn voorwoord tot het werk met een vriendelijk dreigement: bij al- dien de Zeeuwse verstanden door ieder niet erkend worden, zal ik nog ander maal mijn uiterste vermogen doen om haar scherp en loffelijk vernuft door kunst van drukken wijder te verspreiden „in onse en buyten onse Landen. Vaert wel." Dat ook de nieuwe uitgave daar toe mag bijdragen. M. P. (Lit.: diss. Meertens 1 943 en Meertens in Zeeuws Tijdschrift, 1950/51).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 34