over boeken 72 Charley Toorop. Leven en Werken. Nico J. Brederoo. Samenstelling catalogus L. Brozek Do- lezal, E. Peters enM.J. Veldkamp. Am sterdam 1982. Meulenhoff/Landshoff. „Ja, ik had graag jullie mijn schilderij „Oude Kerk, Veere" willen laten zien. Het is een goed doek geworden. Het gaat over een paar weken weg. Ik heb het verkocht aan de directeur van het hotel de Campveerse Toren. Het komt daar in de grote gelagkamer te hangen, het zal er erg mooi hangen. Het past goed in die omgeving." (blz. 1 70). Zo schreef de schilderes Charley Toor op in 1 952, drie jaar voor haar dood, in één van haar vele brieven aan vrienden. Zij stamde gelukkig uit de tijd, waarin de telefoon nog niet de plaats van het brieven schrijven had ingenomen. Haar biograaf Brederoo heeft dan ook veel gegevens over haar leven kunnen halen uit het briefmateriaal, dat bij verschil lende instellingen en particulieren is ondergebracht. Bovendien had Charley Toorop de goede gewoonte om familie foto's en -documenten in een album te plakken en dit werk min of meer chro nologisch vol te houden. Nu, dertig jaar later, kan de auteur wat vrijer gebruik maken van alle gegevens, dan haar vo rige biograaf A. M. Hammacher. Als goede vriend en raadsman liet hij in 1 952 zijn monografie „CharleyToorop, een beschouwing van haar leven en werk" verschijnen. Hij kon haar leven en oeuvre echter nog niet op een afstand bekijken en bediende zich daarbij ook van een „mooie" taal, die in kunstkrin gen graag gebruikt werd. Zijn boek is bij de uitgever uitverkocht, dus een rede temeer voor Brederoo om aan een nieu we studie te beginnen. Ook de her nieuwde belangstelling voor haar rea listische schilderkunst, die uiting vond in een overzichtstentoonstelling in het Centraal Museum in Utrecht (voorjaar 1982), sloot goed bij dit initiatief aan. Zo werd het mogelijk om de biografie aan te vullen met een volledige!?) oeu- vrecatalogus. Ook Hammacher heeft zich daar destijds aan gewaagd, maar waar hij bijvoorbeeld tot 241 beschrij vingen van schilderijen kwam, haalden de drie medewerk(st)ers van Brederoo de 404. En in die drie jaar tot haar dood heeft zij toch zeker geen over de hon derdvijftig doeken meer geschilderd. Voor de Zeeuwse lezer is deze mono grafie vooral interessant door de ban den, die Charley Toorop met Zeeland had. Als jong meisje trok zij al aan het eind van de vorige eeuw regelmatig met haar ouders naar Domburg. De zomer maanden schilderde Jan Toorop graag buiten en zijn dochter maakte hier ken nis met bekende schilders van de Dom- burgse artiestenkring, zoals Mondriaan en Jacoba van Heemskerk. Ook expo seerde zij in 1 91 1 in het pas gebouwde Tentoonstellingspaviljoen van de toen mondaine badplaats. Haar ouders had den eigenlijk een toekomst in de muziek voor haar uitgestippeld. Maar ondanks zeer intensieve zanglessen, die zij met veel succes volgde, bleef haar grote liefde de schilderkunst. Zij toonde hier bij al vroeg haar sterke karakter, want vooral de tekenkunst ging haar de eer ste jaren heel moeilijk af. Haar talent kwam beter tot uiting bij het schilderen. Door moeizame strijd wist zij telkens weer iedere centimeter van het doek te veroveren. Na haar mislukte huwelijk met Fernhout was zij bovendien ge noodzaakt om hard te werken voor het levensonderhoud van haarzelf en de drie kinderen. Voor deze laatsten had zij dan ook niet veel tijd meer over; haar prioriteiten lagen in de rangorde van werk, huis en dan pas kinderen. Toch zag zij al vroeg ook in haar oudste zoon, Edgar Fernhout, een schilder. Tot haar dood toe heeft zij hem, vaak met suc ces, gestimuleerd. Uit de vele aanhalingen uit haar brieven in dit boek blijkt dat zij een zeer domi nerende rol bij zijn ontwikkeling speel de. Haar sterke persoonlijkheid heeft een duidelijk stempel op hem en zijn le ven gedrukt. Haar zoon John ontsnapte hieraan doordat hij al jong als filmer bij Joris Ivens in de leer ging. Deze was een goede vriend van Charley Toorop, die haar hele leven vriendschappen en con tacten onderhield met bekende figuren uit artistieke en literaire kringen van haar tijd. In het boek is een foto afge drukt, waarop Joris Ivens in 1933 te zien is aan de tapkast van Hotel „De Valk" te Westkapelle. Het schilderij „Aan denToog" in hetZeeuws Museum is zeer waarschijnlijk geënt op deze fo to, want een Zeeuwse stamgast in boe renpak komt op beide afbeeldingen voor. Regelmatig is Charley Toorop naar Walcheren teruggekeerd om daar te schilderen. Minstens veertig van haar werken hebben dan ook overduidelijk betrekking op Zeeland. Domburg werd haar echter te mondain en zij verplaat ste haar zomerse verblijf naar Westka pelle, waar zij in Hotel „De Valk" onder dak vond. Deze herberg vormde ook het décor voor de korte maar hevige relatie, die zij in de twintiger jaren met Mars man had. In die tijd waren zij en haarge- volg exotische verschijningen voor de dorpsbewoners en hun gedragingen werden nauwlettend gevolgd. Ook na de tweede wereldoorlog ver langde zij ernaar zo snel mogelijk naar Walcheren terug te keren. Het atelier van haar huis „De Vlerken" in het Noordhollandse Bergen en het Zeeuw se land waren haar beste werkplaatsen. Doordat haar gezondheid nogal was achteruit gegaan kon zij pas in 1 949 op reis. Haar nieuwe liefde werd nu Veere en zij liep zelfs met het plan rond om „De Vlerken" te verkopen en permanent in Veere te gaan wonen. Het is er niet meer van gekomen. Haar laatste zomer in Veere, enkele maanden voor haar dood in 1 955, heeft zij als een naderend afscheid gevoeld. Alle dierbare plekjes op Walcheren werden nog een keer be zocht in gezelschap van haar zoon Ed gar en zijn vrouw. Ondanks het vele nieuwe materiaal, dat Brederoo in deze monografie heeft aan gedragen, blijft de lezer toch met een beetje onbevredigd gevoel zitten. Be halve in hoofdstuk zes, waar de schrij ver in enkele slotopmerkingen haar werk analyseert, wordt hij verder wat aan zijn lot overgelaten. Uit de lawine van aanhalingen uit haar brieven moet hij zelf een beeld van haar leven vor men, af en toe wat door Brederoo bijge stuurd. Voor wie Charley Toorops grote overzichtstentoonstelling vorig jaar in Utrecht gemist heeft, is er nog een klei ne troost. Tot 1 mei van dit jaar toont het Stedelijk Museum in Amsterdam al le twintig werken, die het van haar in bezit heeft. Ook hier twee Zeeuwen: de Kermis te Middelburg (met zelfportret) uit 1 926 en het portret „Boerengezin in Zeeland" met de familie Lievense-de Vos uit Westkapelle (1 927). L. W.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 32