koning lodewijk napoleon bezocht zeeland in mei 1809 51 zullen niet veel mogelijkheden hebben geboden voor het doen aanvoeren van „huiselijke noodwendigheden van el ders". Afgezien van de tijd die hiervoor vereist is, zal ook de kostenfactor een rol hebben gespeeld. Het uitblijven van de gevraagde financiële steun doet dit zeker veronderstellen. Men zal zich hebben beholpen met wat direct voor handen was. Vermoedelijk heeft burge meester mr. J. H. Schorer in 1 809 een beroep gedaan op particulieren en van hen meubels en dergelijke voor het stofferen geleend. Dit geval staat niet op zich zelf in de geschiedenis van het abdijgebouw. Een dergelijk verzoek is wel vaker gedaan, bijvoorbeeld bij de komst van prins Willem I. In destadsno- tulen van Middelburg (1 577 - 22 juni) staat te lezen, dat zij, die meubels ge leend hebben, ten behoeve van het huis van Zijne Excellentie, zal men die terug geven ende 't gene verargert is recom- penseren. Voorts enige maanden later: De meubilaire goederen, die van stads wege gekocht zijn ten behoeve van het huis van Zijne Excellentie zullen weer verkocht worden (Idem 1 577 - 26 okto ber)33). Een document dat ons een indruk kan geven van de aankleding van het ge bouw in 1 809 is de nota, bij de stad in gediend door de leverancier Hendrik Graus(s) uitMiddelburg34),ten bedrage van f 292 3 -. De belangrijkste pos ten die hierop voorkomen zijn een twaalftal gazen valgordijnen en twee partijen goenje. De twaalf valgordijnen zijn ongetwijfeld bestemd geweest voor de vensters van de beneden- en bovenverdieping aan de zijde van het Abdijplein. Voorts werden 61 el en 55 el goenje (gonje, van het Indonesische goenie, een soort jute) besteld, wat lint en koord en enige honderden spijkers; hierbij valt te denken aan de wandbe spanningen en gordijndraperie. Dit is maar een onderdeel van de levering door Graus(s). De stadsrekeningen van Middelburg 1700-1 81035) vermeiden immers, dat „tijdens het verblijf van Koning Lodewijk in de hoofdstad aan hem voor kamerbehangerswerk f 2672 4- werd betaald. Deze en on derscheidene andere kosten werden gemaakt ten behoeve van het paleis". Zoals bekend zijn de stadsrekeningen van Middelburg uit die jaren niet meer aanwezig, evenals zovele andere docu menten uit die tijd. Specificatie van de rekening van Graus(s) is derhalve on mogelijk. Hetzelfde geldt voor de „on derscheidene andere kosten ten behoe ve van het paleis". Mevrouw C. M. van Doorn-Steengracht was de verantwoordelijke persoon, net als in het geval van de inrichting van de zalen van de Prefectuur voor het bal en het souper. Zij heeft haar tevredenheid uitgesproken over de wijze waarop het gebouw klaar gemaakt werd. We weten niet of het bij de koning ook naar genoe gen was. Vermoedelijk wel. Nergens blijkt overigens dat de vorst wezenlijk belangstelling heeft getoond voor het oude Zeeuwse stadhouderlijke kwar tier. Wel is in het decreet, na afloop van zijn bezoek uitgevaardigd, een passage opgenomen, die op een koninklijk pa leis in Middelburg betrekking heeft. Resultaat van het bezoek In het voorafgaande hebben wij de tocht van Lodewijk Napoleon doorZee- land geschetst voor zover de archivalia een reconstructie daarvan toelaten. Wij kunnen ons ten naaste bij wel een voor stelling vormen op welke wijze de Zeeu wen hun vorst ontvangen hebben. Het was voor de koning natuurlijk niet mo gelijk om alle Zeeuwse plaatsen in het programma op te nemen. Wel zei hij na afloop van het bezoek, dat hij wilde opkomen voor belangen ook van niet bezochte gemeenten mits hem ter ken nis gebracht. Daar was het de Zeeuwen uiteraard om begonnen: dat er iets te hunnen bate zou gebeuren. Dat het be roep op de vorst niet tevergeefs is ge weest blijkt uit het decreet van 6 juni 1809, no. 12, dat een duurzaam plan van verbeteringen voor het departe ment bevatte. Een behandeling van alle 76 bepalingen zou buiten de opzet van dit artikel vallen. Er is trouwens al eer der hierop de aandacht gevestigd, waarbij de bemoeiingen van de vorst tot verbetering van de economische en fi nanciële situatie van het departement aan de orde kwamen36). Wij zullen ons derhalve beperken tot enkele opmer kingen, die op ander terrein liggen. Met name komt in het decreet behalve de artikelen die slaan op een verbetering van de stedelijke financiën, de water staat, kerkelijke en geestelijke zaken. ook een rubriek voor van „objets divers". Lodewijk Napoleon had zich er over verwonderd, dat de Zeeuwse vrouwen, die bijna allen even trouwe echtgeno ten als uitstekende moeders waren, hun kinderen koemelk en pap gaven in plaats van moedermelk. Deze gewoon te hadden de autoriteiten nog niet kun nen veranderen. Hij meende op de vol gende wijze daar iets aan te kunnen (en moeten) doen: Artikel 67 van het decreet van 6 juni 1 809 gaat over de hoofdtooi van de vrouwen op het platteland en de dorpen in het departement. Zij zouden vanaf 1 juli 1 809 niet meer dan één metalen plaat als sieraad onder de muts mogen dragen, aan de linkerzijde (de onge trouwde aan de rechterzijde, om het verschil te zien). De vrouwen, die zelf hun kinderen voeden zouden beide pla ten mogen dragen. Voorts vermeldt het artikel dat aan de meest „verdienste lijke" moeder, die al haar kinderen voedt of gevoed heeft, een sieraad be staande uit twee gouden platen van ge meentewege uitgereikt zal worden tij dens een kleine ceremonie. Het oudste lid van het gemeentebestuur zal dit sie raad op het hoofd van de uitverkorene plaatsen, een plechtigheid waarbij het gehele dorp en voornamelijk alle vrou wen en meisjes aanwezig zullen zijn. Men dacht aan het gezegde: Goed voorbeeld doet goed volgen. Aan het einde van de ceremonie zal door de „winnares" een som van 20 gulden uit gereikt mogen worden aan de winnaar van een te organiseren wedstrijd (boog schieten, een schot met los kruit uit een geweer schieten, een wedloop te voet of te paard, al naar de gewoonte in de betreffende plaats). De kosten mochten verhaald worden op het Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken. Een ander artikel uit het decreet betreft de overgang naar het rijk van de Neha- lennia-altaren te Domburg. Het luidt: Wij nemen de oudheden aan, welke in de kerk van Domburg worden bewaard en die bekend zijn onder de naam van Nehalennia. Wij gelasten de landdrost van dat departement om aan onze Mi nister van Eredienst en Binnenlandse Zaken de schadeloosstelling voor te dragen, welke wij aan de stad Domburg zouden kunnen toestaan, en om daar-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 11