OVER BOEKEN
Het land der letteren. Nederland door
schrijvers en dichters in kaart gebracht.
Samenstelling Van Dis en Tilly Her
mans. Amsterdam 1 982.
„Om zoveel mogelijk facetten van Ne
derland bijeen te brengen zijn de vader
landse letteren met onbevooroordeelde
blik benaderd. Vrijwel alle literaire gen
res zijn vertegenwoordigd, vele stem
men komen aan bod. Hoewel de kijk van
schrijvers uit een ver verleden dikwijls
wordt vergeleken met de kijk van schrij
vers van nu, ligt de nadruk in deze
bloemlezing op moderne auteurs.
De iezer reist door „Het land der lette
ren in zijn leunstoel. Maar wie wii pakt
zijn koffer en gaat zijn schrijvers achter
na. Want de keuze van de vele sporen die
zij in ons land achter lieten in de vorm
van standbeelden, gedenkstenen, par
ken en fonteinen is met een verklarende
tekst, adres en afbeelding in dit boek op
genomen. Ook maakt de reislustige lezer
kennis met een aantal musea die aan
schrijvers of aan het literaire boek zijn
gewijd.
Aldus de introductie. Alle provincies
komen aan de beurt. Verder de grote
steden en bepaalde streken. Hans War
ren opent de afdeling Zeeland met een
mistroostig stuk dat als grondthema
heeft: het Zeeuws eigene is aangetast.
Hij schrijft over Betje Wolff (nog steeds
Nederlands grootste prozaschrijfster),
die in 1769 een gedicht aan Walcheren
wijdde. Walcheren dat echt iets had van
een noordelijk paradijs, maar Warren
wil niet zover gaan als Betje Wolff die
het eiland wilde verheffen tot een
streek, de lier van een Vergilius waar
dig. Paradijzen in Zeeland zijn veran
derd, aldus Warren, tot helle-oorden.
Warren werd geboren en woonde een
tijdlang in een huis dat boven op de zee
dijk in Borssele stond. Op de grens van
land en water, een dorado, waarvan
A. Marja zei: „Wie in zo'n huis geboren
wordt, móét wel een dichter worden.
„En nu? Het huis is weg, zelfs de plaats
waar het gestaan heeft. Er is geen zee
honden geen bruin vis meer, en de vogels
zijn grotendeels verdwenen. Het hele
estuarium van de Westersche/de is ge
flankeerd door torenhoog oprijzende a/u-
miniumkleurige bouwsels en stinkende
rookwolken. Borssele is berucht; wie de
naam hoort denkt aan getekende doods
koppen, vastgeketende behaarde Heden,
ME en ander naars. Erger kon niet. Ik ken
er de weg niet meer, en ik wil er de weg
ook niet meer kennen. Een paradijs werd
een hel. Zelfs met de meest nostalgische
bril op zie je daar niets dan een vergiftig
de realiteit waar geen herder met scha
pen meer in past of ademen kan.
Over Zeeland is proza en poëzie op
genomen van Leeflang, Elburg, Van
Schagen, Cats, Brakman, Jan Campert,
Marie Boddaert, Bellamy, Betje Wolff,
Peskens, Oosthoek, Nescio, Ritter en
Boutens. Annie M. G. Schmidt schrijft
over Domineesland:
„Zeeland voor mij domineesland. Op
zondagmorgen at mijn vader een kren-
tenboterham. Haastig want het was zijn
Werkdag. Onder het kauwen trok hij z'n
zwarte veterschoenen aan en naast hem
stond het zwarte koffertje met de zwarte
toga. En de zwarte koster kwam het
zwarte koffertje halen om het alvast
naar de consistoriekamer te brengen, de
kamer in de kerk waar Jezus hing in het
roze. Vader vroeg aan moeder: „Lopen
ze nog?" En moeder keek uit het raam.
Ze zag een beeldschoon plaatje: de oude
strenge bakstenen kerk tussen het ge
boomte. Over de kerke paden liepen de
vrouwtjes en mannetjes in klederdracht.
Grote witte mutsen en zwarte fluwelen
broeken. „Ze lopen als kiekebossen
zei moeder. En zolang ze liepen was er
nog tijd en kon hij z'n krentenboterham
verder opeten.
Den Doolaard wordt geciteerd over de
overstroming van Walcheren, Achter
berg over de watersnood. Cats over het
Munnikenhof. Rinus Ferdinandusse
vinden we terug in een stukje uit „De
bloedkoralen van de bastaard". Jac
ques Hamelink schrijft over Zeeuws-
Vlaanderen":
„Zeeuws-Vlaanderen en de Zeeuwse
eilanden wandelden in die oertijd, ze
scharrelden op onzekere logge voeten
maar wat door het water. De lucht rook
naar de zi/te zondvloed die om de zes uur
heen en weer zwalpte en voortdurend de
bakens verzette. De huislieden waren
toen nog berustende en bijna debiele
dwergen, pas uit de klei gekomen. Maar
de vissers in hun notedoppen voeren
door sleuven en gaten en vingen makreel
en haring.
Door de vele foto's blijft men bladeren
en de andere stukken lezen o.a. „Schrij
ver in Amsterdam" van Karei van het
Reve (de broer van Gerard thans bijzon
der in de belangstelling). Karei van het
Reve:
„Een schrijver is eigenlijk een imitator
van andere schrijvers. Dat geldt ook voor
de lichamelijke, materiële kant van het
schrijven. Als kind zag ik met bewonde
ring hoe verbazend snel mijn vader
schreef. Ik probeerde ook zo snel te
schrijven en bedierf mijn handschrift.
Toen mijn vader het weekblad „Rusland
van Heden "redigeerde schreven Jan en
Annie Romein om de beurt elke week
een stuk, waar ze tien gulden voor kre
gen. De stukken van Jan herinner ik me.
Hij schreef op bloknootvellen die door
een verticale streep of vouw in twee ge
lijke helften waren verdeeld. De rechter
helft beschreef hij, de linker liet hij open
voor verbeteringen en invoegingen. Ik
vond het een prachtig systeem, maar ik
heb het nooit nagevolgd want daar was
ik te zuinig voor.
Laat ik met dit laatste citaat besluiten.
Ook Zeeuwen zijn van nature zuinig.
M. P. d. B.
Noot:
Een duidelijke vergissing is het onderschrift bij de
foto met de Lange Jan te Middelburg op de achter
grond. Het gaat hier niet om de St.-Jansstraat met
de Vismarkt, zoals vermeld wordt, maar om de
Dam-Zuidzijde met het „kunsttempeltje".