TIJDSCHRIFT
JAARGANG 33
nummer 1 -1983
ZEEUWS BESTUUR BOVEN WATER
F. G. A. Huber
Inleiding
In de zomer van 1 980 is onder boven
genoemde titel een rapport versche
nen. Het gaat over een onderzoek naar
meningen over verstoringen in het
openbaar bestuur in Zeeland en over de
regeringsvoorstellen tot opheffing van
deze verstoringen. Deze voorstellen da
teren van 28 december 1976. Het ini
tiatief tot het instellen van het onder
zoek was uitgegaan van een overleg
groep, die „de academische dag" in
1976 te Middelburg had georgani
seerd. Zij bestaat uit enkele Zeeuwen en
vertegenwoordigers van de Erasmus
Universiteit Rotterdam, in de wandeling
Overleggroep E.U.R. Zeeland genoemd.
Aanleiding tot het onderzoek was twij
fel in Zeeuwse bestuurskringen aan de
juistheid van de regeringsvoorstellen,
welke een reorganisatie van het binnen
lands bestuur behelzen. In de eerste
plaats vroeg men zich in Zeeland af, of
de in de regeringsvoorstellen vervatte
bestuursproblemen zich in onze provin
cie wel voordoen en in de tweede plaats
of bijgevolg de voorgestelde oplossin
gen de werkelijke problemen ten aan
zien van de bestuurlijke organisatie in
Zeeland zouden kunnen vermijden casu
quo wegnemen. Zowel bij de provincia
le overheid als bij de helft van de
Zeeuwse gemeentebesturen bestond
de bereidheid om dit onderzoek finan
cieel te steunen. Van de kant van de
Stichting Universiteitsfonds Rotterdam
werden eveneens gelden toegezegd.
Vakgroep staatsrecht van de Faculteit
der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus
Universiteit en het Interuniversitair In
stituut Bedrijfskunde (I.I.B.) te Delft ver
klaarden zich bereid het onderzoek te
organiseren en uit te voeren en wel on
der gezamenlijke verantwoordelijkheid.
De hoogleraren prof. dr. C. Brevoord,
prof. dr. J. Kooiman, beiden van het
I.I.B., en prof. mr. W. G. Verkruisen van
de vakgroep staatsrecht traden als
stuurgroep op en droegen de verant
woordelijkheid van het rapport. Uit
Zeeuwse bestuurlijke kringen werden
personen aangezocht om zitting te ne
men in een te vormen begeleidings
commissie mede ter bevordering van
de kwaliteit van het onderzoek.
Het doel van het onderzoek was het ver
krijgen van inzicht in de vragen:
a. welke opvattingen er bij bestuur
ders in Zeeland leven over de onvol
komenheden in de organisatie van
het openbaar bestuur in Zeeland;
b. of de onder a. genoemde opvattin
gen overeenstemmen met de analy
se van het functioneren van het
openbaar bestuur, zoals die te vin
den is in de Memorie van Toelich
ting bij het Ontwerp van Wet Reor
ganisatie Binnenlands Bestuur, of in
eventueel tijdens de loop van het
onderzoek te publiceren nadere
voornemens van de regering;
c. of de maatregelen, voorgesteld in
het Ontwerp van Wet of in de onder
b. genoemde nadere voornemens,
geschikt zijn om de onder a. ge
noemde onvolkomenheden op te
heffen of tenminste te verminderen;
d. welke andere maatregelen naar de
mening van de bestuurders in Zee
land zouden moeten worden getrof
fen om deze onvolkomenheden op
te heffen of tenminste te verminde
ren;
e. welke maatregelen naar de mening
van de onderzoekers zouden kun
nen worden overwogen ter ophef
fing of ter vermindering van de ge
signaleerde onvolkomenheden.
Methode van onderzoek
Bij het onderzoek werd gebruik ge
maakt van de zogenaamde verstorin
genmethode, waarbij de onderzoekers
trachten een zo volledig mogelijk beeld
te krijgen van al datgene wat door de
onderzochte personen als onbevredi
gend en niet doelmatig, kortom als ver
storend wordt ervaren met betrekking
tot de bestuurlijke organisatie. De ver
storingenmethode poogt bestaande
onvolkomenheden aan het lichtte bren
gen (de symptomen). Door de samen
hang tussen deze verstoringen te be
studeren kunnen achterliggende oorza
ken worden achterhaald (de diagnose)
en kunnen de onderzoekers de wegen
aangeven om die onvolkomenheden
zoveel mogelijk te elimineren (de reme
die). De verstoringenmethode leek
daarom het geëigende onderzoeksin
strument, omdat in het Ontwerp van
Wet in wezen dezelfde methode wordt
gevolgd: daar is sprake van (bestuurlij
ke) onvolkomenheden die weggeno
men dienen te worden.
Als onderzoeksinstrument werd een
schriftelijke enquête gebruikt, teneinde
te bereiken dat bestuurders en ambte
naren van de Provincie Zeeland en van
de Zeeuwse gemeenten, rijksambtena
ren in Zeeland en bestuurders en func
tionarissen van organisaties die bij de
uitvoering van hun taken aanrakings
punten met de provincie en/of met ge
meenten hebben, verstoringen eendui
dig beoordeelden.
De schriftelijke vragenlijsten werden op
5 december 1978 verzonden aan 789
personen; met de verwerking van de in
gevulde vragenlijsten werd eind januari
1979 begonnen, toen 401 vragenlij
sten waren ontvangen.
Achteraf is gebleken, dat verschille.
personen, die de vragenlijsten hadden
ontvangen, deze te moeilijk vonden en
haar daarom niet hadden ingevuld, en
terug gezonden. In dit verband zou men
zich kunnen afvragen of de ingewik
keldheid van de vragenlijst inhaerent is
aan de verstoringenmethode van on
derzoek; met andere woorden, had de
vragenlijst begrijpelijker of bevattelij
ker kunnen worden gemaakt?
Resultaten van het onderzoek
Uit de analyse van het onderzoekmate
riaal komen duidelijk drie verstorings
complexen naar voren. Het eerste com
plex ligt in de relatie tussen provincie en
grote gemeenten (Vlissingen, Middel
burg, Terneuzen en Goes) enerzijds en
het Rijk anderzijds. Functionarissen uit
de grote gemeenten ervaren de relaties
met het rijk als onbevredigend omdat
hun beleidsruimte te zeer wordt inge
perkt en functionarissen van de provin-