DE ZEEUWSE GEMEENSCHAPPEN VAN ESPIRITO SANTO 1858-1980 voorlopig onderzoeksontwerp Frans Buysse 1. Onderwerp* en probleemstel ling In 1 977 verschenen in het dagblad De Stem en in de Provinciale Zeeuwse Cou rant mededelingen over de „ontdek king" van enkele Zeeuwse gemeen schappen in Brazilië. De gemeenschap pen waren bij toeval door een Zwitserse zendeling in het geïsoleerde binnenland van de deelstaat Espirito Santo ontdekt. De Zeeuwen zouden afstammen van tussen 1858 en 1862 uit West Zeeuwsch-Vlaanderen vertrokken landverhuizers. Eén van de journalisten van dagblad De Stem, R. van der Helm, bracht in sep tember 1 978 een bezoek aan de ge meente Santa Leopoldina, waar de Zeeuwse nederzettingen liggen. Hij ver nam van de nazaten van de emigranten, dat de voorouders zich al na aankomst in de havenstad Vitória in dit gebied hadden gevestigd. In opdracht van grootgrondbezitters die hen met be hulp van agenten in Zeeland hadden gecharterd werden ze belast met de ontginning van stukken oerwoud. De eerste nederzetting die werd gesticht heette Holanda. De emigranten stonden indertijd in loondienst bij de grootgrondbezitters. Na afloop van de ontginning bleven ze in dienst bij hun vroegere bazen, hetzij als landarbeiders, pachters of deelbou- wers. Ze waren verplicht zich op de kof- fieteelt toe te leggen. Rond de eeuw wisseling verloor Espirito Santo evene wei zijn vooraanstaande plaats in de koffieteelt. De grond verloor zijn waar de voor de koffiebaronnen en de Brazi liaanse Zeeuwen kregen de gelegen heid de door hun bewerkte akkers in ei gendom te verwerven. Velen slaagden er door deze onverwachte ontwikkeling in een zekere mate van zelfstandigheid te verwerven. Ze was evenwel van korte duur. Door de regering afgekondigde produktierestricties rond 1 930 brach ten de boeren langzamerhand in de „Het ontwerp heeft een voorlopig karakter en diende als richtlijn voor mijn onderzoek dat ik in de Zeeuwse gemeenschappen heb verricht. De verza melde gegevens van het onderzoek moeten uitein delijk uitmonden in een doktoraalskriptie die de Heemkundige Kring West Zeeuws-Vlaanderen zal uitgeven. Voor commentaar op eerdere versies van het hier gepresenteerde artikel ben ik vooral dank verschuldigd aan drs. H. de Jonge." worggreep van de vendistas, de tussen handelaren. In de loop der tijd ontstonden naast Ho landa drie andere nederzettingen: Gar- rafao, Pau Amarelo en Panorama. Een proces van oppervlakteverkleining door erfdeling en uitputting van de te bewer ken grond noopte een gedeelte van de boeren zich in nieuwe plaatsen te vesti gen. Deze vestigingsplaatsen liggen al le op een relatief korte afstand van het oorspronkelijke dorp. Uit interviews die Van der Helm met de bewoners in de nederzettingen hield, blijkt dat de boeren thans maniok als hoofdprodukt verbouwen. Daarnaast legt men zich steeds meer toe op de teelt van bananen. Beide produkten vormen naast bestaansmiddelen een van de weinige bronnen van inkomsten. De marketing van de produkten is gro tendeels in handen van de vendistas, die beter vertrouwd zijn met het Brazi liaanse marktwezen dan de lokale boe ren. Opmerkelijk is dat in de plaats Garrafao naast Zeeuwen ook een groot aantal Pommeranen wonen. Al vanaf de boot reis naar Brazilië hadden beide groe pen met elkaar te maken. Van der Helm vernam dat er aanvankelijk nogal wat spanningen tussen de Nederlands-Her vormde Zeeuwen en de Evangelisch- Lutherse Pommeranen waren. Later zochten ze evenwel toenadering tot el kaar en sinds lange tijd belijden beide bevolkingsgroepen de Evangelisch-Lu- therse leer.1) De taal tijdens de geloofsdiensten is sinds de „verzoening" hoogduits, een taal die de Zeeuwen niet verstaan. Uit de artikelen die Van der Helm over zijn reis in dagblad De Stem heeft ge publiceerd, blijkt ook dat het de Zeeu wen tot nu toe niet heeft meegezeten. Zo kreeg hij in het gebied de volgende uitspraken te horen: „Veel Hollanders wilden terug, maar er was geen geld voor", „Grond is leven in Holanda, an ders ben je er geweest", „Ik heb mijn leven lang gewerkt, maar het is alleen maar achteruitgegaan", „As vaoder en moeder me noe zag'n zitte'n zoen zeard blèten", „Deus sabe que faz" God weet wat hij doet)2). De fragmentarische berichten over deze Zeeuwse gemeenschappen zijn zo intrigerend, dat ik in het kader van mijn doktoraal studie culturele antropologie een leeronderzoek wil verrichten naar deze groep emigranten. Het doel van dat onderzoek is allereerst een beeld te krijgen van de geschiedenis van deze in Brazilië verzeild geraakte Zeeuwsch- Vlamingen. De thans bekende gege vens, hoe waardevol ook, zijn onvol doende en vertekend. Het zijn niet meer dan impressies en momentopnames. Voorop staat dan ook een systemati sche bestudering van de lotgevallen van de Zeeuwse gemeenschappen ge durende de periode 1858-1980. De volgende vragen zullen daarbij centraal staan: Welke condities maakten de emigratiegolf tussen 1858en 1862van West Zeeuwsch-Vlaanderen naar Espi rito Santo mogelijk? Welke bindingen ontstonden tussen de Zeeuwen in Espi rito Santo? Welke contacten waren er tussen de Zeeuwen en de wijdere sa menleving? Onder welke condities ont wikkelden deze bindingen zich? 2. Toelichting Bij nader onderzoek bleek dat er sprake was van een herontdekking. In het ver leden is al eerder aandacht aan deze Zeeuwse emigrantengroep besteed. In de jaren twintig heeft de Zeeuwsch- Vlaamse heemkundige J. de Hullu zelfs een begin gemaakt met het verzamelen van de namen van de landverhuizers naar Brazilië. De groep raakte evenwel weer snel in de vergetelheid. Onder in vloed van de hernieuwde belangstelling heeft de streekhistoricus G. A. C. van Vooren het werk van De Hullu onlangs aangevuld en voltooid1). Met deze ge gevens is het mogelijk om een licht te werpen op de achtergronden van het vertrek. Aan de hand van de deels voorlopige en deels definitieve gegevens is het moge lijk om de ontwikkeling van de Zeeuwse gemeenschappen in grote lijnen te tra ceren. In de geschiedenis van de Zeeuwse emigranten laten zich drie pe rioden onderscheiden: 1. Het tijdvak 1858-1900 waarin de Zeeuwen als ontginners en afhan kelijke boeren of landarbeiders werkzaam waren. 2. De periode 1900-1930 waarin de Zeeuwse nakomelingen de grond als min of meer zelfstandige boeren

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 12