de encyclopedie van zeeland, deel I
206
gend zijn voor een classicus om te zeg
gen, dat het afgebeelde arme slachtof
fer een kluut is. Fluor (geïllustreerd met
een foto van de „Bedrijfsgebouwen van
Pechiney in het Sloegebied), Grevelin-
genbekken, en zo meer.
Onder laatstgenoemd trefwoord wordt
ruime aandacht gegeven aan de gevol
gen, die de afsluiting van de vroegere
open zeearm heeft gehad voor flora en
fauna, ongunstige, maar gelukkig ook
gunstige. „Er vestigen zich de laatste ja
ren steeds meer zeldzame kustplanten
zoals duizendguldenkruid, parnassia en
verschillende soorten orchideeën op
vroegere zandplaten, slikken en schor
ren. „Ook de broedvogels van de kust
hebben zich in de Grevelingen geves
tigd, de zeldzame niet uitgezonderd".
Daarvoor moet men dan, vind ik zelf,
maar voor lief nemen, dat „het beeld
van wolken steltlopers bij opkomend
water (is) verdwenen".
Liefhebbers van de levende natuur ko
men het hele boek door trouwens aan
hun trekken. Zelfs de Bijeneter, of
schoon „in Nederland een zeer zeldza
me vogel, die ook enkele malen in Zee
land is waargenomen", blijft niet onver
meld. Wel wordt wie zich nader willen
informeren over de Braamsluiper ver
wezen naar de Grasmussen, maar daar
vindt hij dan ook de nodige gegevens,
met als hoopgevende slotopmerking
„lijkt de laatste jaren te zijn toegeno
men". De Grondeleenden beschikken
over vijf-kwart kolom, waar je bijzon
derheden aantreft over verschillende
soorten: wilde eend, smient, pijlstaart
en dergelijke meer.
Allemaal dieren (waarbij ik de vissen
nog niet eens heb genoemd), maar ook
de natuurliefhebber met vooral botani
sche belangstelling kan, lijkt mij, gras
duinen naar hartelust: Bomen en strui
ken, Dijkvegetatie, Duinvegetatie, maar
ook Duivekervel, Duizendblad en Dun-
staart, geen vogeltje, zoals ik dacht,
maar „fijn grasje met zeer smalle blade
ren en smalle cilindervormige aar. Lan
delijk zeldzaam, plant „die in Zeeland
plaatselijk algemeen voorkomt in zilte
graslanden en lage schorvegetaties".
„Wordt ook wel kromstaart of schoor
steentje genoemd", maar de weten
schappelijke benaming is „paré-pholis
strigósa".
Een beetje bang, dat niet iedereen tijd
en geduld genoeg zou hebben dit lange
stuk ten einde toe te lezen, heb ik veilig
heidshalve al in het begin van deze be
spreking mijn gunstig oordeel over dit
eerste deel van de „Encyclopedie van
Zeeland" onder woorden gebracht. Aan
het slot van deze beschouwingen heb ik
er evenwel een begrijpelijke behoefte
aan mijn eindconclusie nog eens uit
voerig te formuleren.
Welnu, dit deel is een staal van pio
nierswerk dat respect verdient en be
wondering afdwingt.
Het is geen volmaakt werkstuk, dat is
wat pioniers tot stand brengen zelden
of nooit. Voor verbetering en aanvulling
vatbaar, accoord, maar ook in déze
vorm een kostelijk boek, waarvoor iede
re gebruiker dankbaar kan zijn. Een
dank, die, ik zeg het nog maar eens, zich
het beste tot uitdrukking laat brengen,
als hij positieve, maar niet minder nega
tieve ervaringen onder het gebruik ter
kennis brengt van de redactie. (Laat de
ze daarom een vast adres bekend ma
ken, waarheen correspondentie kan
worden gericht!).
Ik heb er in de bovenstaande bladzijden
naar gestreefd als het ware „met de
stukken" twee dingen aan te tonen. Al
lereerst, dat de „E.v.Z." een ware goud
mijn aan informatie bevat over alles wat
„Zeeuws" mag heten. Het boek kan
daarom niet worden gemist op al die
plaatsen, waar het brede publiek voor
lichting en informatie zoekt. Of waar
een bepaalde groep in bedrijf, op kan
toor, of waar ook maar, dergelijke infor
matievan tijd tot tijd of voortdurend no
dig heeft.
Een tweede doel stond mij niet minder
duidelijk voor ogen. Natuurlijk, de aan
koop van de drie delen voor drie keer
f 140,- voor leden van het „Zeeuwsch
Genootschap", drie maal f 175,- voor
niet-leden, vergt een vrij fors bedrag.
Maar wie het zich kan veroorloven heeft
dan die goudmijn vlak bij de hand. En hij
zal dan naar mijn overtuiging, al del
vend naar informatie, heel gauw mer
ken, dat hij tegelijkertijd een onuitput
telijke bron aan doodgewoon leesple
zier heeft aangeboord.
Het laatste nummer van het „Zeeuws
Tijdschrift" bevatte over de encyclope
die twee verheugende mededelingen.
Eén, dat meer dan de helft van de opla
ge al verkocht is! En dan, dat hettweede
deel vermoedelijk begin december be
schikbaar komt, en „in het voorjaar" het
derde deel de uitgave zal completeren
Een reden te meer om met verlangen
naar het komende voorjaar uit te zien!