over boeken
176
omkleed positiefoordeel over Ir. Geuze.
Een Zeeuw, een „echte", al woont hij
dan ook nu, even over de Brabantse
grens, buiten Zeeland. Een Zeeuw,
wiens hele leven het stempel draagt van
„eenheid in verscheidenheid".
Twee algemene opmerkingen tot slot.
Dit boek, zo men wil boekje, want het
telt maar zo'n 125 pagina's, ziet er
voortreffelijk uit. De hele uitwendige
vormgeving is, zoals men gewend is
van, en dus ook verwacht van een Fa-
noy-boek. Daarom valt het dubbel te
betreuren, dat de correctie in hoge ma
te te wensen overlaat. Zetfouten, die de
tijdschriftartikelen al ontsierden, zijn
niet verbeterd. Er zijn er trouwens nog
nieuwe bijgekomen ook.
Onder die herhaalde fouten zijn er bo
vendien, waarvoor de zetter moeilijk
verantwoordelijk kan worden gesteld.
Eén voorbeeld, maar het staat niet al
leen. De minister van onderwijs in de ja
ren dertig heette Marchant en niet Mar-
chand (pag. 56, en ook al in 1980
Zeeuws Tijdschrift, pag. 66, beide ke
ren tweemaal). Een kleinigheidje? Mis
schien, maar ik wil zo'n onzorgvuldig
heid toch signaleren, in de hoop, dat bij
een (spoedige!) herdruk de nodige cor
recties zullen worden aangebracht.
Een laatste opmerking betreft de in
houd van dit boek, maar heeft erslechts
zijdelings mee te maken. Zij is dan ook
geen verwijt, zelfs geen verholen ver
wijt, aan de beide auteurs. Waarom
haar dan gemaakt? Omdat zij iets tot
uitdrukking brengt, dat zich aan mij on
der het lezen voortdurend opdrong.
Al deze zeven „Zeeuwen buiten Zee
land" hebben, hoe onderling verschil
lend ook, één ding gemeen. Zij zijn alle
maal hun leven begonnen met een
voorsprong op de „gemiddelde"
Zeeuw; zij behoren allemaal tot een so
ciale bovenlaag. Ze liepen allen de HBS
af - Dirk van Gelder's gymnasiale loop
baan werd door langdurige ziekte on
derbroken, en na zijn herstel koos hij
voor de opleiding LO-tekenen - en
volgden ook na hun eindexamen een
verdere opleiding. Vier werden er inge
nieur, één in Delft, drie in Wageningen.
Dankzij datalles konden zij, buitenZee-
land, uiteindelijk maatschappelijk lei
dinggevende functies gaan bekleden.
O nee, laat er geen misverstand over be
staan: „makkelijk" hebben zij het tij
dens hun jeugd ten plattelande niet ge
had. De kleine Arie Minderhoud moest
over een slechte grindweg vijf kilome
ter lopen naar de lagere school in Wil-
helminadorp. En toen Fernand Mesu,
14 jaar oud, zijn Zeeuwse pakje aflegde
en „in 't burgers" werd gestoken om in
Middelburg de HBS te bezoeken moest
hij zelfs twee keer per dag van en naar
Nieuw- en Sint Joosland een tocht van
5,5 kilometer afleggen. Laten wij óók
die sociaal-bevoorrechte plattelands
generatie van toen ons respect en be
wondering vooral niet onthouden. Zij
heeft er alleszins recht op. Maar laten
wij iets aners daarom toch niet verge
ten. Het staat er zo terloops in het ver
haal over Minderhoud: „6 jaar was de
normale schooltijd, arbeidersjongens
mochten er na 5 jaar af." En dan was er
nog een zevende klas, waar je onder an
dere wat Frans kon leren, Frans, tot lang
daarna een verplicht vak op het toela
tingsexamen voor gymnasium en HBS.
Hoeveel „arbeidersjongens" kregen
ooit de kans zo'n zevende klas te vol
gen?
Dié jongens bleven zo, noodgedwon
gen, veelal Zeeuwen in Zeeland, en om
dat zij in dit overwegend agrarische ge
bied weinig keus hadden, noodge
dwongen landarbeider. Daarom, wie
zich een beeld wil vormen van het Zee
land van toen, hij leze vooral het boek
van Geuze en De Bruin. Maar, mocht hij
het nog niet kennen, hij neme daarna
óók het een jaar eerder verschenen
boek ter hand van Kees Slager „Landar
beiders", dat als ondertitel voert „Ver
halen om te onthouden". Verhalen van
nu bejaarde Zeeuwen, die in Zeeland
bleven en meestal blijven moesten.
P. J. K.