OVER BOEKEN
Zeeuwen buiten Zeeland door ir.
M. A. Geuze en M. P. de Bruin.
Fanoy boeken. Middelburg, 1982.
f25,-.
De eeuwen door zijn er Zeeuwen ge
weest, die Zeeland hebben verlaten om
zich metterwoon buiten hun gewest
van herkomst te vestigen. Ja, wie in de
geest een rijtje beroemde Zeeuwen de
revue laat passeren, kan de indruk krij
gen, dat het verlaten van zijn geboorte-
c ond voor een Zeeuw een voorwaarde
om beroemd te worden. Michiel de
Rjyter en Betje Wolff, Laurens' van de
Spiegel zo goed als P. C. Boutens en
eter Lodewijk Tak, ze waren allemaal
„Zeeuwen buiten Zeeland". Buiten Zee
land maar niet los van Zeeland. Zelfs
Wibaut, zózeer Amsterdammer gewor
den, dat hij er in zijn eigen woorden be-
zwaartegen had voorZeeuwte worden
gehouden, voegde daar aan toe „hoe
wel dat op zich zelf een voorrecht is."
Zeeland, kennelijk een gebied met een
eigen-aardige aantrekkingskracht, en
dat niet alleen voor geboren en getogen
Zeeuwen. Wijlen dr. P. J. Bouman,
istoricus en socioloog, te „Batavia"
geboren zoon van een Groningse
scheepskapitein en een Rotterdamse
moeder, nam datzelfde woord voor
recht in de mond. „Een voorrecht mijn
eerste werkkring in Middelburg te heb
ben gevonden." En in hetzelfde jaar
1 970, waarin hij dat zei, formuleerde hij
het in een interview nog duidelijker: „Ik
ben geen geboren Zeeuw, maar ik voel
het mij wel. Dat is met meer „Zeeuwen"
zo."
Dat is in ieder geval zo met Adriaan
Viruly, een „schrijver-piloot", en een
van dezeven van wie in het hier bespro
ken boek een portret is geschetst. Viruly
heeft alles bij elkaar maar zeven jaar in
Zeeland gewoond, maar die jeugdjaren
op Westkapelle en op de Middelburgse
HBS hebben bij hem een onuitwisbare
indruk achtergelaten. Sprekend over
zijn laatste boek, dat in Zwitserland
speelt, vertelt hij: „behalve het laatste
samenvattende hoofdstuk, dat (van
zelfsprekend haast) in mijn oude dorp
Westkapelle speelt. Want daar begon
eigenlijk.alles."
Toen Geuze dit boekje publiceerde als
artikel in het „Zeeuws Tijdschrift"
(1 979), duidde hij in de titel Viruly nog
aan als een „Zeeuw" buiten Zeeland,
maar in het boekzijn, consequent en te
recht, die half-verontschuldigende
aanhalingstekens weggelaten. Deze
schets van Viruly is naar mijn smaak een
van de aardigste en leesbaarste van de
zes van de hand van ir. Marien Geuze.
Misschien, omdat het duidelijker dan
sommige andere het karakter draagt
van een interview? Iedere journalist
weet, dat een geslaagd vraaggesprek
een co-produktie is, waarbij de inbreng
van de gesprekspartner weinig minder
belangrijk is dan die van de interviewer.
Een Zeeuw in de zin van Viruly is ook
Dirk van Gelder. Een graficus, met
wiens, hier voor het eerst gepubliceer
de, portret het boek opent. Meer dan
een kwart eeuw woonde hij in Veere en
veel van zijn werk is zó, haast tastbaar,
door zijn Zeeuwse omgeving geïnspi
reerd, dat hij in deze portret-galerij
volkomen op zijn plaats is. Het stuk zal
zeker de „algemene lezer", voor zover
die mythologische figuur bestaat, ver
mogen te boeien.
Naast aardige bijzonderheden over het
Zeeuwse sociaal-culturele leven van
kort vóór de oorlog tot een jaar of tien
na de ramp van 1 953, bevat het talrijke
interessante en verhelderende opmer
kingen overallerlei vormen van grafisch
werk. Met name in dit hoofdstuk, datzal
duidelijk zijn, zijn de vele illustraties een
waardevolle aanvulling bij de tekst.
Drie van de overige schetsen, van „Ir.
Arie P. Minderhoud. Een landdrost",
van „Corrie Niggol-Boogerd. Een huis
vrouw in de V.S." en van „Dr. ir. Ferdi
nand P. Mesu. Een pionier" kwamen de
lezers van het „Zeeuws Tijdschrift" al
eerder onder ogen.
Bij deze uitgave in boekvorm kwam
daar nu nog bij een portret van „Dr. ir.
Frans den Hollander. Een spoorweg
man". Hij is, enige maanden geleden op
89-jarige leeftijd overleden. Hij was de
oudst-overlevende van de zes. Hij was
óók de enige, die na al zijn jaren buiten
Zeeland, waarvan twintig in wat toen
„Indië" heette, uiteindelijk naar het land
der vaderen wilde terugkeren. Als hij in
zijn geboortestad Goes kwam - de
vroegere Stationsweg, waar hij in zijn
jonge jaren woonde, draagt nu zijn
naam - dan, zo vertelde hij, bezocht hij
altijd het kerkhof „waar mijn twee
broertjes liggen. Ik heb een graf daarbij
mogen kopen." Buiten Zeeland, maar
allerminst los van Zeeland!
Minderhoud en Mesu, twee „echte"
Zeeuwen, die landelijke vermaardheid
verwierven, maar ook in hun land van
herkomst onvergeten zijn. Onvergeten,
óók buiten de agrarische wereld, dat
begrip in de allerruimste zin genomen.
Hun leven en werk hebben iets te zeg
gen aan alle Nederlanders met belang
stelling voor de sociaal-economische
ontwikkeling van ons vaderland tussen
±1910 en ±1970.
Stilistisch zijn deze portretten wat min
der dan enkele andere. De schrijver is er
niet altijd in geslaagd te voorkomen, dat
de hoofdlijnen worden overwoekerd
door een veelheid, herhaaldelijk een
overmaat van details. Daarom komt
Geuze's boek m.i. het best tot zijn recht
als de lezer het niet achter elkaar uit
leest, maar zich tot een of twee schet
sen beperkt, en het boek dan een paar
dagen opzij legt.
„Geuze's boek", die aanduiding is niet
helemaal juist. Op de titelpagina prijken
namelijk twee namen, naast die van Ir.
M. A. Geuze ook die van M. P. de Bruin.
Deze laatste vermeldt in het „Ten Gelei
de", dat hij aan het boek meegaf, dat hij
zelf liever zijn naam onvermeld had ge
laten, „maar Geuze stond er op". Heel
terecht, dunkt mij. In hoeverre hier
sprake is van een gezamenlijke onder
neming, zoals De Bruin het uitdrukt, valt
voor een buitenstaander uiteraard niet
te beoordelen. Maar wat iedereen kan
vaststellen is, dat De Bruin aan de zes
schetsen van zijn mede-auteur een ze
vende heeft toegevoegd.
De Bruin's portret van „Ir. Marien Geu
ze. Een landbouwer", doet in kwaliteit
zeker nietondervoordeanderezes. Het
is een boeiende en lezenswaardige
schets van het, gelukkig nog niet afges
loten, leven en het werk van deze boer-
moèt dat nu: „landbouwer"? - van on
der Poortvliet, van deze belichaming bij
uitstek van de Zeeuwse landbouw.
„Maak er alsjeblieft geen zaligspreking
van" heeft Geuze zelf De Bruin op het
hart gedrukt. Hij kan tevreden zijn. Een
hol-klinkende lofrede is het niet gewor
den, ondanks de grote waardering van
De Bruin voor zijn „object". Wèl, om het
zo eens uit te drukken, een met redenen