DE RIJKSNORMAALLESSEN TE THOLEN
opleiding tot onderwijzers en onderwijzeressen J. P. B. Zuurdeeg
Tot de oprichting in 1796 van de eerste
opleidingsinstituten van leerkrachten
voor de lagere scholen is er weinig be
kend van de opleiding tot onderwijzer.
Voordien waren er geen speciale oplei
dingen. Veelal beheersten onderwijzers
daarom de vakken, waarin zij moes
ten onderwijzen, niet goed. Het kwam
voor dat livreiknechten, onbekwame
schoenmakers en dienstboden voor de
klas stonden.
Veelal ging het onderwijzersberoep
over van vader op zoon. Door het ge
brekkig onderwijs van de vader kregen
ookzijn kinderen geen goedeopleiding.
Ook op een andere manier kon men
meester worden. Uitblinkers op school
werden door de onderwijzer uitgeko
zen om hem te helpen bij het corrigeren
van het schriftelijk werk. Ook mochten
zij wel toezicht houden op de jongste
leerlingen. Later werden dergelijke
leerlingen ondermeester.
Door het lage loon waren veel onderwij
zers genoodzaakt bijbaantjes te vervul
len of op het land te werken, waardoor
de vakken op school vaak werden ver
waarloosd. Boeken voor zelfstudie wa
ren voor hen veelal te duur.
In het bijzonder heeft de in 1784 door
ds. Jan Nieuwenhuyzen opgerichte
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
veel voor de verbetering van het Neder
landse onderwijs gedaan. Deze instel
ling heeft in 1796 te Amsterdam en
Groningen de eerste leer- en kweek
scholen opgericht, waar men vooral
praktisch, doch ook theoretisch tot on
derwijzer werd opgeleid.
Onderwijsrangen
Eerst in de Bataafse tijd na 1 800 wer
den landelijk bekwaamheidseisen voor
onderwijzers ingevoerd. Het is de Leid-
se hoogleraar J. H. van der Palm ge
weest, die als Agent van Nationale Op
voeding (minister) de eerste nationale
schoolwet voorbereidde. Zijn ontwerp
werd op 6 juni 1801 bekrachtigd. Hij
voerde landelijk bekwaamheidseisen in
voor onderwijzers.
In de eerste helft van de 1 9e eeuw wer
den onderwijzers onderscheiden in vier
rangen. Wie enige bedrevenheid had in
lezen, schrijven en rekenen werd mees
ter van de vierde rang. Van die van de
derde rang werd bovendien verwacht.
dat zij enige kennis bezaten van de be
ginselen van de Nederlandse taal en
met breuken konden rekenen. De on
derwijzers van de tweede rang moesten
ook enige kennis hebben van aardrijks
kunde en geschiedenis en voor de klas
in ieder opzicht voldoen. Voor de hoog
ste rang moest men bovendien bekend
zijn met de beginselen van de natuur-
en wiskunde en zeer beschaafd optre
den. Deze onderwijzers waren zeld
zaam. Om een rang te krijgen moest
men een examen doen.
De eerste rijksinstelling voor opleiding
van onderwijzers werd in 1 81 6 te Haar
lem gesticht. Het was tot 1 860 de enige
Rijkskweekschool in Nederland. Zover
bekend heeft één Tholenaar deze in
stelling bezocht, namelijk de onder
meester van de gemeenteschool
Adriaan de Keulenaar, die in 1 835 van
de Minister van Binnenlandse Zaken
één van de tien plaatsen in de derde klas
van deze kweekschool kreeg toegewe
zen. Aan deze plaats was een beurs ver
bonden.
Het merendeel der toenmalig aanko
mende onderwijzers werd door de
hoofdonderwijzer van hun woonplaats
opgeleid en moest door zelfstudie hun
positie verbeteren.
Wat men hierdoor kon bereiken heeft
de in 1872 overleden Johan Hendrik
van Dale bewezen. Hij was op 25-jarige
leeftijd reeds onderwijzer der eerste
rang in zijn geboorteplaats Sluis. Hij
schreef talloze bijdragen in litteraire
tijdschriften en schonk Nederland een
monumentaal werk dat tot op vandaag
een begrip is, namelijk de Grote van
Dale.
Vergelijkende examens te Tholen
In de eerste helft van de 1 9e eeuw wer
den voor de benoeming van hoofdon
derwijzers te Tholen vergelijkende exa
mens gehouden. Er waren voor derge
lijke functies niet altijd evenveel kandi
daten, zoals in 1825, toen er voor het
examen voor de onderwijzersplaats aan
de nieuw opgerichte tweede stads
school zich „geen bekwame sujetten"
hadden aangeboden, aldus de raadsno-
tulen. Na een weddeverhoging lukte het
toch een onderwijzer der derde rang te
benoemen.
De uitslag van het vergelijkend examen
voor de plaats van hoofdonderwijzer
aan de gemeenteschool op zaterdag
9 december 1 837 is bewaard gebleven.
Onder het toeziend oog van burge
meester, wethouders, raadsleden, de
plaatselijke schoolcommissie en de di
strictsschoolopziener toonden 23 solli
citanten op het stadhuis een staaltje
van hun kunnen.
Er werd geëxamineerd in de vakken le
zen, schrijven, rekenen (praktijk en
theorie), Nederlandse taal (theorie en
opstel), aardrijkskunde, geschiedenis
en de manier van onderwijs.
Naast de uitslag zijn alleen de schrijf
proeven bewaard gebleven. De onder
meester aan de stadsschool K. K. Douw
van der Krap was de beste, doch J. van
den Bosch, de 25-jarige hoofdonder
wijzer der tweede rang aan een school
te Rotterdam, werd benoemd.
Aan de gemeenteschool, waar dat jaar
circa 170 leerlingen waren, gaven naast
de hoofdonderwijzer nog twee hulpon
derwijzers les. De laatsten hadden de
derde rang.
De Tholense oefenschool
De oprichting van de oefenschool tot
opleiding van onderwijzers teZierikzee
en Tholen is een initiatief geweest van
de onderwijzersverenigingen van het
district Schouwen-Duiveland en Tho
len.
Deze verenigingen waren een soort stu
dieverenigingen waar onderwijskundi
ge problemen werden behandeld en
de zelfstudie werd aangemoedigd.
De onderwijzersvereniging op Tholen
werd in 1 833 opgericht onder het mot
to „Teronderlinge oefening en verbroe
dering". Later werd jaarlijks in districts-
verband met de vereniging op Schou
wen-Duiveland vergaderd.
Op de tweede districtsvergadering in
1844 werden voorstellen gedaan om
de opleiding en vorming van onder
meesters en kwekelingen ter hand te
nemen. Op Schouwen-Duiveland werd
dit door een commissie uitgewerkt. De
ze commissie wekte ook de afdeling
Tholen op een oefenschool op te richten
voor de opleiding en vorming van hun
zwakke broeders. Elkander leren hoe
men kinderen kan vormen tot verstan
dige brave mensen blijft onder het aan
leren der veelvuldige en belangrijke