planologische en ecologische aspecten van de
vaste oeververbinding westerschelde
156
lig en dus niet bindend voor de burger
en organisaties als het ZCO. Het is dan
ook (in onze optiek) onjuist de discussie
op zowel het niveau van het streekplan
als het bestemmingsplan te ontlopen.
De provincie heeft bij zowel het Streek
plan Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen
(1977) en dat van Midden-Zeeland
(1 982) de VOW als uitgangspunt opge
nomen en daarover geen discussie wil
len voeren (6, 7).
In dit kader bezien, is het uiterst merk
waardig dat men toch uitgaat van be
langrijke effecten op de infrastructuur
door een grotere verkeersdrukte tenge
volge van de VOW. Zo stelt men in
1977 bij de behandeling van het
streekplan Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen
dat „een grotere verkeersdruk in
Zeeuwsch-Vlaanderen gunstig is om
dat er dan meer rondwegen rond dor
pen zullen moeten worden aangelegd
en per saldo de verkeershinder in de
dorpen minder zal worden!" (6).
In 1981 zegt men bij de behandeling
van de bezwaren tegen de VOW in het
ontwerp streekplan Midden-Zeeland
dat men zeker een grotere rekreatieve
druk op Midden-Zeeland verwacht voor
de VOW, maar dat men de gevolgen
daarvan weer kan opvangen door aan
de toevoerwegen (VOW bij Kruiningen)
opvangpunten voor dagrecreatie in te
richten. En dan te bedenken dat men de
recreatiedruk op de kust veel te sterk
acht en men deze wil afremmen (7).
In het kader van de bestemmingsplan
procedures te Reimerwaal en Hontenis-
se stelt de provincie eveneens dat de
discussie over de VOW daar niet thuis
hoort.
Toch is er voor de burger én het ZCO
slechts één weg, die een volledige
rechtsbescherming biedt en dat is die
van de bestemmingsplanprocedure. De
Kroon kan dan nagaan of er een vol
doende afweging van de belangen op
een juiste wijze heeft plaatsgevonden.
Samenvatting
De vaste oeververbinding Westerschelde
stamt uit een tijd, waarin de centrale
Zeeuwse snelweg Zeeland tot het hart
moest maken van de Noordwest-Euro-
pese industrie- en recreatiegebieden.
Van deze verwachtingen is niets uitge
komen. De VOW bleef echter ais idee be
staan met als nieuw doei het doorbreken
van het psychologische isolement van de
Zeeuwsvlamingen. Dit isolement blijkt
uiterst relatief en het argument heeft
daarmee zijn betekenis verloren.
Een planologische toetsing van de effec
ten van de VOW ontbreekt. Het streek
plan en het bestemmingsplan vormen
daarvoor feitelijk het geëigende kader
Het provinciaal bestuur vindt een discus
sie over de VOW op dat niveau echter
niet zinvol.
Referenties:
1. De vaste oeververbinding over de Wester
schelde (1963), ETI, Middelburg.
2. De vaste verbinding over de Westerschelde.
Zee, S. P. van der (1 969). Stichting VOW, Mid
delburg.
3. Dossier VOW (zonder jaartal). Stichting VOW,
Middelburg.
4. Vaste Oeververbinding Westerschelde. Ter
Inleiding (zonder jaartal). Stichting VOW, Mid
delburg.
5. Verslag vergadering commissie overleg we
gen. Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage, (14 au
gustus 1 975).
6. Ontwerp-Streekplan Oost Zeeuwsch-Vlaan
deren. Bezwaarschriften en Advies, pag. 9
(1977).
7. Voorontwerp-Streekplan Midden-Zeeland Fa
se III. Samenvatting reacties en weerwoord
(1981), pag. 154.
8. Drs. M. C. Verburg, PZC en De Stem, 1 975.
9. De Vaste Oeververbinding: een noodzaak?
(1 975), Zeeuws Coördinatie Orgaan, Goes.
10. De Westerschelde, een milieu in beweging.
Saeijs, H. L. F. (1 977).ZeeuwsCoördinatieOr
gaan. Goes.
Door VOW bedreigd landschapsschoon in
Zeeuwsch-Vlaanderen.
(Foto: H. J. van Oosten)