verzeeuwst.wat is verzeeuwst? 130 spronkelijke parallelteksten aan en voor de moderne Nederlandse gebruik ik de vertaling van Arjaan van Nimwegen. (Hellinga 1 952; Van Nimwegen 1 979). Kousemaker 18: die rotzak mie z'n rooien baerd Dijkstra 16: de kwoaje mit de rooie board Wouters 20: Dain deugniet, mit ziene grieze baard Van Nimwegen 60: Die valserik met zijn grijze baard Reinaert A, 60: Den feilen metten grij- sen baerde Reinaert B, 70: Den feilen metten roden baerde Reinaert F, 60: Den feilen mitten roden baerde die rotzak mie z'n rooien baerd de kwoaje mit de rooie board Dain deugneet, mit ziene grieze baard Die valserik met zijn grijze baard Den feilen metten grijsen baerde Den feilen metten roden baerde Den feilen mitten roden baerde En dan nog - in m'n eigen 'uus - stoeng 'n te zee ken op m'n guus En de klainen zó begleerde En bevoelde, woar ze lagen Ouch haitter op miej leefste kroost 'Ns óngezjieneert zie water geloost en zich bij mijn kroost misdragen dat hij zomaar dorst bepissen Ende mine kindre so mesvoert Dat hise beseeke daer si laghen Ende mijn kijnder so vermoort Dat hi die beseyc- te dair sy lagen F, 74: 75: Ende mine kinder so gevoert Dat hise beseicte dar si laghen Kousemaker 18: Dijkstra 16: Wouterse 20: van Nimwegen 60. Reinaert A, 60: B, 70: F, 60: Kousemaker 27: 28: Dijkstra 28: 29: Wouters 35: 36: van Nimwegen 74. 75: Reinaert A, 74: 75: B, 84: 85: Het eerste voorbeeld toont Kousema kers originaliteit. De keuze van rotzak voor feilen is meesterlijk, omdat juist dit woord iets dubbelzinnigs heeft; je kunt het gebruiken als absolute afkeu ring van een bepaald gedrag, maar on der bekenden en vrienden krijgt het een andere lading: je keurt iets wel af, maar er spreekt toch ook bewondering in mee voor iemands sluwheid of handig heid. En is dat niet een wezenstrek van de vos? Het tweede voorbeeld toont hoe verras send en beeldend het omkeren van versregels kan zijn; hier bood het Zeeuwse guus hem een unieke kans. Het verhaal van Ti beert die de Pape tus sen de benen sprong is algemeen be kend. Wouters durfde de vertaling niet aan: „De vertaler in dialek sjteit hiej sjtil! Wai't wete wil... leus den originelen teks mer mit'nne bril". Pape had hij al vertaald met „koster". De sprong in doodsnood van Tibeert heeft grote gevolgen, in A 1269 heet het: „Dat dinck viel neder up den vloer"; Van Nimwegen maakte er van (1 270): „Het geval viel op de vloer". Kousema ker: „Dat Dieng van de Pestoor viel op de grond". Ook Dijkstra doet er bij deze passage het zwijgen toe, hetgeen aan zijn recensent G. Teis de opmerking ontlokt: „Maor nee, ik schrief dat maor laiver nait, wat dei kaoter daon het in't aole Nedelands; in't Grönnens ken't gerust staon; hier: „Het roazend daier Vloog hom aanin ain keraier (Heerom ston ja zunner klaier!) Zat he boven bie zien bain Het hom doar gain spier ontzain..." (Maandblad 'Groningen', 4 (1 921 -22), 210.), Tot slot nog één voorbeeld van Kouse makers vertaalkunst: „In de varte, lanks den diek, Kwaem'en kro 'oenders mie een liek". A 284-287: „Saghen si van berghe te dale Canticler commen ghevaren Ende brochte up eene bare Eene doode hinne ende hiet coppe" Wouters maakte er - dichter bij de oor spronkelijke tekst blijvend - dit van; „Dat van de berrig aaf kaomCantec- laer! Veur höam, drooge ze op ein Baar Coppe, Vreuger ein sjarmante Hin!" Dijkstra tenslotte: „Nog onner Grimbert zien verhoalen Zagen ze van de baargen doalen Hoanen en hennen mit'n boar". Wat is dialectliteratuur? Bij het verhalen van een bestaand kunstwerk in een of ander dialect spe len twee problemen een belangrijke rol. Het eerste is het probleem van het ver talen zonder meer. Moet men zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven, of mag men zich veel vrijheden veroorloven? Speciaal in het geval van de Reinaert, moeten metrum en rijm van het oude gedicht bewaard blijven? Het tweede probleem is, biedt een dia lect voldoende mogelijkheden om tot een adequate en minstens acceptabele weergave te komen? De kwestie van het vertalen zal ik hier niet verder uitwerken. Iemand die als stof voor een dialectvertaling de Rei naert kiest, weet dat hij te maken heeft met een maatschappijkritisch verhaal, dat zijn kracht ook ontleent aan de ori ginaliteit van de vaak nauwelijks bedek te toespelingen op maatschappelijke toestanden en menselijke hebbelijkhe den. Het gaat daarom niet aan, wat Wouters doet, de hypocrisie van de Pa pe te verdoezelen, door pape te verta len met koster. Dat het hedendaagse Gronings fatsoenlijker zou zijn dan het oude Middelnedelands is klinkklare on-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 20