over boeken
130
Museumpromotie derhalve, maar ge
lukkig toch wel meer dan dat. Door van
iedere stad en/of streek, waar een mu
seum c.q. oudheidkamer gevestigd is,
een kort - vaak te kort - geschiedkun
dig overzicht te geven, wordt meer en
veel meer aandacht gegeven en ge
vraagd voor zaken die zich vroeger bui
ten de muren van deze vaak wat duf aan
doende instituten hebben afgespeeld en
die nu door deze plaatsing in een histo
risch geheel een fraai echt oud patina
krijgen. Alleraardigst is bovendien in on-
derwerpelijk boekje de soms wat kriti
sche afstandelijkheid, die hoewel uiterst
behoedzaam verwoord, toch net onder
de oppervlakte voelbaar blijft.
Als bijvoorbeeld de schrijver meldt, dat
„gegoede Zeeuwse burgers tijd en geld
te over hadden om allerlei zaken te ver
zamelen en te bestuderen" en vervol
gens overgaat tot de publicatie van een
lange lijst van door deze voorvaderen
verzamelde curiositeiten, die nu de vi
trines vullen, dan weet men dat ijdel-
heid de drijfveer van deze weldoeners
was en dat bovendien de onderlinge sa
menhang der tentoongestelde zaken
veel te wensen overlaat.
Na een vrij uitvoerige beschrijving van
de inhoud van het Zeeuws Museum
komt de droef stemmende mededeling,
dat „de schilder- en beeldhouwkunst in
Zeeland nooit een echt belangrijke
plaats heeft gehad" dan niet meer als
een verrassing. Blijkbaar hadden de
„gegoede Zeeuwse burgers daar geen
geld en tijd voor (te) over".
Door het hele verhaal heen worden al
lerlei anecdotische zaken gemeld, die
niet allen even lichtvoetig zijn. Zo weten
wij nu, dat de beul Hendrik Klein in Zie-
rikzee meer betaald kreeg voor het ont
hoofden dan voor het ophangen, ter
wijl hij bovendien een heel tarievenlijst-
je had voor nevenwerkzaamheden als
geselen, brandmerken, knuppelen,
wurgen en radbraken.
Soms wordt er een grotere bekendheid
metZeeland veronderstelt, dan van me
nig niet-Zeeuwse toerist verwacht mag
worden.
Wanneer bijvoorbeeld terecht aan
dacht wordt besteed aan hetStreekmu-
seum „De Vier Ambachten" te Hulst,
dan zou men wel mogen weten welke
die vier ambachten dan wel zijn, want
hier wordt een geografische begren
zing niet nader verklaard. De beul van
Zierikzee komt beter aan zijn trekken,
dan een vrij groot gebied in Zeeuwsch-
Vlaanderen. Maar ja, schoonheidsfout
jes mogen.
Een uiterst fijnzinnige humor toont
Wim Hofman wanneer hij bij de be
schrijving van het archeologisch mu
seum te Aardenburg recht onder de
tekst „zachtgebakken voorwerpen met
eenvoudige versieringen" een illustra
tie plaatst van een schotel met de af
beelding van een penis. Wie dit zich
vaak slechts voor schuttingtaai lenende
mannelijk lichaamsdeel als „eenvoudi
ge versiering" aanmerkt, heeftonze taal
aanzienlijk verrijkt en verbeterd. Deze
omschrijving hoort in de volgende edi
tie van de Grote Van Dale thuis.
Naschrift
Wie dit werkje met veel genoegen heeft
doorgelezen late zich niet het plezier
vergallen door de PZC van 21 mei
1 981waar op pagina 5 de volgende
kop te lezen valt: „Voortbestaan Mu
seum Goes staat nog ter discussie".
De daarop volgende tekst zal ik u be
sparen. Het is namelijk heel erg. Een ty
perend zinnetje slechts: „Onder veel
geharrewar werd toch ingestemd met
de aanstelling voor één jaar van een
schoolverlater als suppoost".
Zou u dat nu echt wel doen, mevrouw
Gardeniers, die decentralisatie van u?
A. L. Borst