jeroen bosch en jan modaal
42
u wilt: 'nieuwe' schaarste.
Daar staat hij dan, die bestuurder, met vrij
lege handen tussen de andere gewone
mensen. Die lopen niet over van begrip
voor die lege handen.
Integendeel. Van Heek schreef al jaren ge
leden:
"De verzorgingsstaat is door de meer
derheid van de bevolking wel rationeel
aanvaard maar niet emotioneel veran
kerd"^)
Dat is mooie sociologentaal, maar we
kunnen het ook eenvoudiger zeggen: ik
ke ikke ikke en de rest kan stikken. Dat is
het geroep dat uit vele kelen rondom die
arme bestuurder opstijgt.
Er is een Jeroen Bosch voor nodig om dat
tafereel vast te leggen, maar de schilde
ring is nog niet compleet. Wantals u goed
kijkt ziet u achter die bestuurder de rech
ter staan, niet als steun maar als wantrou
wige gluurder. In termen aan het automo
bilisme ontleend: als hinderlijke meerij
der (u kent ze wel) maar dan één die over
een eigen rem en soms zelfs over een
eigen stuur lijkt te beschikken.
En zo krijgt deze schildering bijkans apo
calyptische afmetingen: daar staat hij, de
bestuurder, zo niet in zijn hemd dan toch
zeker niet in ambtskostuum, gestoten van
zijn pilaar, met lege handen, tussen men
sen die voornamelijk ikke roepen en met
in zijn nek de hete adem van de rechter.
En die rechter bepaalt zich er niet toe de
bestuurder zo nu en dan toe te fluisteren,
sissen of bulderen wat er in de Wet staat
maar vindt op zijn tijd ook nog algemene
rechtsbeginselen uit die in geen enkel
wetboek te vinden zijn maar als even-zo
vele slagbomen over het pad van de be
stuurder kunnen worden neergelaten.
Tussen twee haakjes: het zal een schrale
troost zijn voor de bestuurder dat de
rechter zich op zijn beurt door hem in de
steek gelaten voelt, getuige de unieke
ontboezeming van de President van de
Hoge Raad dit jaar in een veel gelezen
avondblad. (NRC-H.bld. 10.5.1980)
Laat ik voor de bestuurders in deze zaal
die langzamerhand de tranen bij zich
voelen opwellen het zeggen met een un
derstatement, nl. dat de positie van het
openbaar bestuur niet gemakkelijk is.
Dat van die rechter mag u dan voor mijn
part onmiddellijk weer vergeten, want je
kan zeggen dat dat nu eenmaal bij de
rechtsstaat hoort waarin wij óók leven.
Maar ook los daarvan blijft er op het eer
ste gezicht nog genoeg machteloosheid
van het openbaar bestuur aan te wijzen.
De Amerikaanse econoom Friedman
zegt weliswaar dat de macht van de staat
ontaardt in tirannie wanneer meer dan
60% van het nationaal inkomen naar de
collectieve sector gaat, en daar zijn we in
ons land al ruimschoots overheen, maar
dat laat naar mijn mening alleen maar
zien hoeveel verschillende aspecten aan
die machtsvraag vastzitten, en vooral:
hoeveel politieke en normatieve aspec
ten. En schreef niet de hoogleraar Ste-
vers, bekend om zijn voorspellingen die
uitkomen, in 1979 een artikel onder de
titel: Almachtige regering machte-
loos?6)
U begrijpt, dat het niet mijn ambitie is op
een achtermiddag eventjes deze proble
men op te lossen. Toch wil ik er een paar
korte kanttekeningen bij maken.
De Wetenschappelijke Raad voor het Re
geringsbeleid heeft in het rapport 'De Ko
mende Vijfentwintig Jaar" van 1977 7) de
plaats van de overheid in de toekomst
geschetst als "niet meer boven maar tus
sen de partijen".
"Van bovenaf opgelegde dwingende aan
wijzingen en eenzijdig ingrijpen maken
meer en meer plaats voor deelneming
aan het proces van concurrerende partici
patie".
Hoezeer dit soort beschouwingen over
eenkomt met de trend van tegenwoordig,
toch heb ik er enige moeite mee. Inder
daad, als het om dingen gaat gaan we ons
te buiten aan superlatieven (super-benzi
ne; toppop, dat ik wegens het commer
ciële karakter dan maar even tot de mate
riële wereld reken), maar in de menselijke
relaties overheerst het niet-vertikale, niet-
hiërarchieke.
Denkt u maar eens aan de slechte repu
tatie van elites en drempels. Is dan mijn
beeld van de bestuurder in dat gedrang
tussen al die gewone mensen gezichts
bedrog? Ik geloof van niet, maar daar
mag u zelf over nadenken. In elk geval
zijn ondanks de ontluistering tegen de
plaatsbepaling van de overheid zoals de
Wetenschappelijke Raad dat deed naar
mijn mening gegronde bezwaren in te
brengen, maar die zouden een aparte
lezing vergen. Het meest overtuigend is
misschien nog wel dat de Raad zelf reeds
in 1980, toen nog maar drie jaar van die
25 waren verstreken, zijn eigen rapport
naar de prullebak heeft verwezen.8)
Liggen de oplossingen dan misschien in
het zoeken naar verbeteringen in het
functioneren van ons openbaar bestuur
en van ons politieke systeem? Voor een
deel is dat zeker waar, en u weet hoeveel
daar op het ogenblik over te doen is.
Maar hoe belangrijk ook, discussies
daarover dreigen wel eens het zicht te
benemen op dat waar het werkelijk om
gaat.
Op 10 en 11 oktober van het vorig jaar
zijn in Amsterdam de anti-metro demon
straties gehouden. Ter gelegenheid
daarvan werd door de organisatoren in
de stad een groot aantal affiches ver
spreid, één hing eraan een raam van een
Amsterdams advocatenkollectief. Een
deel van de tekst luidde als volgt:
"Voorlopig programma 10 oktober. On
der het motto: doe watje wilt als het maar
protest is. Vóór 9.45 uur: sabotage aan
metrowerken. Vanaf 9.45 uur: (voor de
liefhebbers) het bestoken van het metro
traject en de masten met lichte, en even
tueel zwaardere middelen".
Waar het, althans mij, om gaat is dit. Op
zijn beurt staat hier ook de wetenschap
machteloos.
De Wetenschappelijke Raad voor het Re
geringsbeleid werd om advies ge
vraagd, maar de berg kon - en dat is hem
nauwelijks te verwijten - a raison van 1
miljoen niet veel meer dan een muis ba
ren, nl. de conclusie: herhaling van de
ongeregeldheden is in de toekomst niet
uitgesloten. Ongemerkt hebben wij,
denk ik, de grens tussen wetenschap en
geloof overschreden: alle studie, onder
zoek, reorganisatie en technisch gesleu-
tel aan ons openbaar bestuur (hoe nood
zakelijk ook) schiet tekort als in onze sa
menleving vertrouwen en zelfs geloof in
ons demokratisch bestuurssysteem zou
komen te ontbreken. Dat geloof is ver
moedelijk gemakkelijker op te brengen
in gouden tijden van voorspoed, als aan
alle wensen voldaan kan worden, dan in
tijden van relatieve schaarste, die bo
vendien de fouten die het openbaar be
stuur maakt genadeloos in het daglicht
stelt. Want natuurlijk, het bestuur maakt
nu eenmaal de vele, soms ernstige, fou
ten die aan elk door mensen geprodu
ceerd systeem eigen zijn. De feilbaar
heid van de bestuurder ontbrak dus nog
aan mijn schildering. Welnu, voor die
fouten zal het bestuur moeten worden
afgestraft. Ons systeem biedt daar mo
gelijkheden genoeg voor, al dan niet (ik
laat dat nu maar in het midden) tot en
met de burgerlijke ongehoorzaamheid
die onlangs zelfs door Langemeijer in
het Nederlands Juristenblad voor extre
me situaties verdedigd werd.9) Voor