mededelingen 60 wezen God; ze leert ons dezelve, in tegen stelling dar: Atheïsten, beter kennen, en in zij ne schepselen te erkennen; ze spoort ons aan, en doet ons niet nalaatig zijn, om aan dien grooten Maaker en Regeerder van alle geschapene Wezens, die wij bij en rondom ons, zo wel in het onbegrijpelijk klein als in het verbaazend groot, gewaar worden, ge- duurig te denken, dezelve booven alles te looven, te eeren, te danken en te verheer lijken!" Dit was ook de achtergrond van de beoefe ning van de wetenschap in het Genootschap in de 18e eeuw. Telkens ziet men dit aspect terugkeren en het verklaart ook de grote be- langstelling voor de natuurwetenschappen: een soort fysico-theologie, waarin men steeds vindt bevestigd hoe wijs en voorzie nig God de wereld heeft geschapen. Naast alle voordrachten en prijsverhandelingen vond deze wetenschapsbeoefening zijn neerslag in de vorming van verzamelingen. In 1771 vinden we de eerste geschonken na- turaliën vermeld: „drie doosjes met uitland- se capellen" geschonken door Willem van der Meulen en in 1772 van dezelfde „zes fles sen uitlandse insecten in liquor". De presi dent Winckelman schonk in het jaar daarop een collectie mineralen. Een zeer bijzonder geschenk was het schelpenbuffet van dr.Job Baster uit Zierikzee, nog steeds aanwezig in het Museum. Ook de beoefening van de astronomie past geheel in de hiervoor geschetste achter grond. Zo schonk de predikant H. Schor- tinghuis in 1784 een door hem vervaardigd lunarium en in 1792 een onderwijzend pla netarium. Het fraaiste geschenk op dit ge bied was het planetarium van mr. J. A. van de Perre, in 1786 voor deze gebouwd door de horlogemaker Josef van den Eeckhout en in 1790 door de douarrière Van de Perre aan het Genootschap geschonken. Bij die gele genheid hield prof. Krom een voordracht over het planetarium voor het Middelburgs departement, die in druk werd uitgegeven. Veelbetekenend is de voorin gedrukte tekst: „De hemelen vertellen Gods eer". Na de Franse revolutie ontstond een grote afkeer van de verlichtingsideeën en men ging zich meer en meer met de beoefe ning van de geschiedenis bezighouden, wat ook voor de andere vakgebieden een specia le belangstelling voor de eigen provincie met zich meebracht. De oud- en zeldzaam heden werden uitgebouwd met archeologi sche en geschiedkundige voorwerpen, men ging preparaten van de Zeeuwse flora en fau- Schelpenbuffet geschonken door dr. Job Baster. na verzamelen. Over deze ontwikkelingen meer in de volgende afleveringen. Uit het voorgaande blijkt dat de oudste ver zamelingen niet los van de geschiedenis van het Genootschap kunnen worden be schouwd; het is dan ook gevaarlijk vanuit la ter gegroeide opvattingen over museale ob jecten terug te projecteren. Dan komt men tot een denigrerende term als „rariteiten kabinet" als wilde men zeggen: men wist toen niets beters te verzamelen. Een dergelij ke benadering is on-historisch. Vanuit een historisch verantwoorde benadering kan daarentegen worden gesteld dat de oudste verzamelingen een boeiend beeld oproepen van het wetenschappelijk klimaat aan het einde van de 18e eeuw; zij zijn de bakermat geweest voor de vorming van het Museum van het Genootschap. Het planetarium van mr. J. A. van de Perre „De hemelen vertellen Gods eer". PORTRET VAN HET GENOOTSCHAP VI. De verzamelingen 1Het kabinet van zeldzaamheden en naturaliën In de beginjaren van het Genootschap was het verzamelen geen doel op zichzelf, maar veeleer de materiële neerslag van de weten schapsbeoefening in die tijd. Een belangrijk onderdeel van de beoefening van „kunsten en wetenschappen" was de natuurkunde. Deze term moeten we niet opvatten in de moderne betekenis, maar in het ruimere ver band van de 18e-eeuwse betekenis. Het Woordenboek van N. Chomel, dat men de eer ste Nederlandse Encyclopedie zou kunnen noemen, geeft als verklaring niet alleen het bestuderen van de natuur met het oog op praktische toepassing, maar wijst ook op het theologische aspect: „Daarenboven, zo leidt ons de natuurkunde ook op tot den oppernatuur, of het Opper- Detail van het schelpenbuffet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 26