de opgelegde reformatie van zuid-beveland in de 1 6e eeuw 48 leerkrachten voor het middelbare en ho ger onderwijs, zoals wij dat nu noemen, heeft men in het gereformeerd protestan tisme steeds veel waarde gehecht en dat zal niemand verwonderen. Waar het cal vinisme ingang vond en de heersende re ligie werd, besteedde de kerk, na de predi king allereerst aandacht aan de opvoe ding van de jeugd. Met de schoolmees ters die er waren, kon men over het alge meen niet veel beginnen. Zo is de slotsom van de eerste classicale vergadering op dit punt. We vinden genotuleerd: "Dat men aerbeyden soude dat op alle plaet- sen mochten goede Schoolmeesters die van de Religie zijn ghestelt worden, die de Jonckheydt souden onderwijse in de Godsalicheydt ende goede seden." Hetzelfde probleem komt terug op de eer ste provinciale synode, Goes 14 October 1579. Artikel 5 van de notulen luidt: "Item aengemerct, dat ten voorscr. platten lan de (nl. van Z.Bev.) groote faute (gebrek) is van de Kosters en Schoolmeesters, sal men versoecken aen gecommitteerde Ra den van Zeelandt, ten eynde dat het hun gelieve te handelen met de Ambachts- heeren, en hen te induceren (beinvloe- den) datse in alle plaetsen, daer het Minis- terium (kerkeraad) is, eenen Schoolmees ter toelaten, die van de Religie sy, en met een kosterie bediene, genietende den ge- woonlycken loon en inkomen derselve." Hier duikt het probleem van de ambachts heren op, waarmee men op Zuid-Beve land heel wat te stellen heeft gehad. Zij waren het die gewoonlijk een belangrijke stem hadden in het beheer van de kerke lijke goederen en daaronder behoorden ook die van de kosterij. Die ambachtshe ren hebben het niet erg begrepen gehad op de "alteratie" en zij hebben hardnek kig hun oude rechten verdedigd en dat niet zonder succes. Daaraan is het te dan ken dat de gereformeerde gemeenten een deel van hun kerkegoederen hebben kunnen behouden, namelijk het deel dat bestemd was voor het onderhoud van het kerkgebouw. Een ander deel van de kerkegoederen was bestemd voor de diaconie. In die tijd noemde men deze de Heilige Geest-goe deren en zij die ze beheerden de H. Geest- meesters. Ook bij het beheer van deze goederen en hun inkomsten hadden de ambachtsheren veel invloed, al was het alleen maar bij de benoeming van de H. Geestmeesters. Op de eerste vergadering van de classis komt ook dit ter sprake en daarvan is in de notulen opgetekend: "Is verordineert dat men de H.Gheestmees- ters voor dit iaer noch dulden sal, maer daerna sal men Diaconen verkiesen na het Apostolisch ghebruyck". Reeds eer der, op 26 januari 1579 hadden de Staten een "request" van de ouderlingen van Kapelle-Biezelinge behandeld, waarin ge vraagd werd om andere "aermmees- ters". Wanneer op 14octobervan dat jaar de prov. synode te Goes bijeenkomt, is deze kwestie nog allerminst opgelost. In art. 4 van de notulen lezen we heel deze zaak ronduit: "Belangende de bedieninge der armen, de welcke ten platten lande van der Goes, alleene bestaat in handen van de gene die buyten zyn (nl. buiten de geref. kerk) tot groot nadeel van den Ar men of huysgenoten des Geloofs, de wel cke versuymt worden, is om sulks te re- medieren, geordonneert, dat men aen de voornoemde Raden van Zeelandt ver soecken sal, datse de ambachts heeren willen persuaderen die van de gerefor meerde religie toe te laten, dat twee ver koren Diakonen, met andere twee by de Ambachts-Heeren verkoren, t'samen mo gen gelyckelyk inde administratie der ar men goederen geset worden, waer door de schamele en nootdruftige bequame- lyck versorcht worden". Ook nadien bleek deze zaak nog allerminst opgelost. Die eerste predikanten op Zuid-Beveland kregen natuurlijk te maken met de oude parochianen. Moesten die zomaar tot hun gemeente worden gerekend? Wanneer er het avondmaal werd gevierd, wie moch ten er dan aan deelnemen? Men heeft al spoedig geconstateerd dat de bijbelken nis zeer gering was. Daarom besluit men in de classis "in alle kercken eenen Evan gelist van den vieren van vooren aen tot den eynde" te verklaren. Maar op de feestdagen "sal men eenen text verclaren dienende ten propooste van den dach". Nader besluit de classis dat vóór de pre dikdienst een kapittel zal worden gelezen "alleenlick uut den Evangeliën om den jonkheydt der kerkcken wille". Op Zuid-Beveland zullen de bijzondere heiligen- (kermis-) en feestdagen zoals de Rooms-Katholieke Kerk die kende, zijn ge vierd. Zoals Willem Teellinck die in het begin van de 17e eeuw aantrof in Burgh- Haamstede, zo hebben die eerste predi kanten deze ook op Zuid-Beveland aange troffen. Wat zou men ook anders kunnen verwachten. Tot op de dag van vandaag hangt de datum waarop kermis wordt ge vierd nog samen met de heilige aan wie eertijds de parochiekerk was gewijd. Op zondagen werd gewerkt. Op bijzondere r.k. kerkelijke feestdagen werd niet ge werkt, ook al vielen die middenin de week. Dit werd een vraag waarmee de classis Zuid-Beveland zich heeft bezig ge houden. Er zal een hele discussie over geweest zijn. Alleen de slotsom vinden we genotuleerd: "Is verordineert dat een yghelick der Die- naeren op den mesdaghen niet predicken sal in sijn ordinaire plaetse om de super stitie wille, doch voor eenen tijdt sal hy aerbeyden om op sulcke daghen te pre dicken in eenighe van de naeste dorpen", waar dan geen kermis of feest is. Een ander vraagstuk waarmee die eerste ministers te maken kregen was dat van zieken en stervenden. Wat te doen wan neer een predikant werd gevraagd voor een begrafenis, terwijl de gestorvene vóór zijn heengaan geen enkele gegeerte had getoond te worden gesterkt en ver troost door het Evangelie zoals dat ge bracht werd bij de "nieuwe religie"? We kunnen ons voorstellen dat daarover lang gediscussieerd zal zijn, zoals dat ook tegenwoordig nog wel eens het geval kan wezen. We kennen echter weer alleen het besluit dat gevallen is: "Men sal gheen Lijckpredicken doen dan wanneer de Die- naer des Woords ontboden is gheweest tot visitatie van den crancken". Zo rezen er talloze vragen, die op de ver gadering van de classis werden behan deld en waarvoor men een gezamenlijk antwoord zocht. Het is dan ook te begrij pen dat men in die eerste jaren nagenoeg elke maand bijeen kwam. Bovendien had de classis ook heel wat meer te regelen dan dattegenwoordig het geval is. En zor gen waren er te over. Een van de grootste zorgen is geweest het krijgen van predikanten. Maarzeker even veel zorgen heeft men in die beginjaren na 1578 gehad met het krijgen van ouder lingen. Op die ouderlingen heeft men in het gereformeerd protestantisme grote nadruk gelegd. Zij moesten uit de ge meente voortkomen. Maar, waar was die gemeente? Dan pas wanneer er in een gemeente een ouderling was, werd zij als volwaardig lid van de classis erkend. Wanneer er wèl een predikant was en geen ouderling, werd zij niet als zodanig erkend. Aan die regel heeft men zich in die eerste jaren in deze classis moeilijk kun nen houden. Waar moest men op het plat teland van Zuid-Beveland, bij deze opge legde Reformatie, de ouderlingen van daan halen? Zij die daarvoor in aanmer-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 14