de vesting tholen
158
Door wijziging van de belastingheffing
werden de barrières eind 1853 niet meer
gesloten en werden de palissaden bij de
noord- en zuidbeer opgeruimd en het Slik-
poortje afgebroken. Van dat laatste poor
tje is weinig meer bekend dan dat voet
gangers aan de zuidzijde van het havengat
uit de stad op de contre escarpe konden
komen. Het zal door de ansjovis-vissers
zijn gebruikt die hier 's winters hun weer
hout hadden liggen.
De zoete vest
De zoete vest aan de landzijde is in de loop
der eeuwen steeds voor de visserij ge
bruikt. In 1610 werd deze voor het eerst
verpacht aan Huybrecht Cornelissen Kae.
Hij moest jaarlijks 4000 ,,botkens" uitzet
ten. Ook enige delen van de oude gracht
bij de Verbrandepoort werden in het begin
van de 17e eeuw verhuurd met als voor
waarde dat de pachter hier karper, louw
en bliek in uitzet en dat de magistraat hier
tweemaal per jaar mag vissen.
Na de inundatie van 1682 besloot de magi
straat het volgend jaar tot gerief van de in
gezetenen hierin weer riviervis te plaatsen.
Overtreding van het visverbod zou dan
worden bestraft met een uur aan de kaak
stellen. Ook in de 18e eeuw is de vest
meestal verpacht. Na de Franse tijd moest
de pachter de vest zuiveren van onkruid,
rietsnijden en bij sterfte vis uitzetten. Deze
visserij is in 1919 voor de laatste maal
verpacht.
Na het midden van de vorige eeuw bereik
ten de gemeenteraad de eerste klachten
over de stank van de vest. Vooral het riool
bij de Oud-Vossemeersepoort leverde pro
blemen op. In 1888 is dit riool toen naar de
haven verlegd, doch in verband met de
verontreiniging van de oesterputten is
deze verlegging in 1907 weer ongedaan
gemaakt en kwamen er weer klachten.
De grachten zijn in de winters van 1931 /32
en 1932/33 in het kader van de werkver
schaffing uitgebaggerd. Met de bagger
specie is het nog resterende moerassige
deel vest tussen de zeedijk en de Oud-
Vossemeersepoort opgehoogd. Thans
prijkt hierop de onlangs in gebruik geno
men brandweergarage. Ook bij de dam
van de Molenvlietsestraat is toen een deel
van de vest gedempt, waarvoor thans
vage plannen bestaan dit weer in oude
staat terug te brengen.
De ingebruikname van een persleiding en
een rioolzuiveringsinstallatie maakte eind
1974 een eind aan de stankoverlast van de
vest bij de Oudelandsepoort van de laatste
jaren.
De zoute vest en de haven
De haven in de stad is steeds een moeilijk
punt in de zeewering geweest. Herhaalde
malen liep het water over de kade naar het
laagste deel van het stadje, zoals in 1808
en 1825. In 1826 is de haven toen verlegd
naar de zoute vest en werd de stad door
een dijk langs de haven tegen hoog water
beschermd. Ook de stenen noord- en
zuidbeer zijn toen vervangen door aarden
dijken. De eerste verzoeken om in de vest
oesterputten te mogen aanleggen dateren
van 1868. Spoedig lagen hier toen de
putten van L. Moeliker en C. M. Baay.
Later zijn ook andere delen van de vest en
van het aan de overzijde van de Eendracht
liggende kroonwerk voor de oestercultuur
in gebruik genomen en werden er loodsen
op de contre escarpe gebouwd. Bekende
namen zijn de Tholense oestercultuur
maatschappij van mr. F. A. Waghto,
Bona Fides en de Eensgezindheid.
Door de groei van de oestercultuur was de
haven vooral tijdens de bietencampagne
spoedig te klein en legde mr. F. A. Wagh
to voor zijn oesterbedrijf ten zuiden van de
grote haven een haventje met een aparte
toegang aan (1875). Dit deel is in 1908 met
de grote haven verbonden. De strenge
winter van 1962/63 en de aanleg van de
Deltawerken en Schelde-Rijnverbinding
betekenden het einde van de oestercul
tuur te Tholen. De loodsen kwamen leeg
te staan en de beschoeiingen van de put
ten vervielen.
De wijziging van de manier van afsluiting
van de Oosterschelde en de door de rege
ring beloofde veiligheid maakten het
noodzakelijk dat de wallen, welke als zee
wering dienst deden, werden verhoogd en
verzwaard. In 1974 is de vest aan de zuid
zijde gedempt. Later is de lage contre es
carpe hier verzwaard en verhoogd tot zee
dijk. Dit jaar is de vest ten noorden van de
haven gedempt en werd de wal ver
zwaard. Alleen het verkleinde haventje
blijft gehandhaafd om in de nabije toe
komst dienst te gaan doen als jacht en
passantenhaven.
Het is duidelijk dat deze ingrijpende wer
ken het gezicht op het stadje aanzienlijk
hebben veranderd en de kleinschaligheid
aantastten. Dit valt des te meer te be
treuren, daar deze dijk slechts tot de af
sluiting van de Oesterdam in 1985 als zee
wering dienst zal moeten doen.
Ontsluiting van de stad
Tholen was in 1869 nog alleen bereikbaar
via de dammen bij de drie voormalige
stadspoorten. Eind van dat jaar bereikte
een door 34 personen ondertekend ver
zoek de gemeenteraad om weer een ver
binding tot stand te brengen tussen de
Verbrandestraat en Platsluis (Molenvliet-
sedijk). De raad oordeelde echter dat deze
verbinding vroeger alleen nodig was uit
militair oogpunt en niet om een verbinding
tot stand te brengen tussen de stad en de
ten noordwesten hiervan wonende men
sen! Het verzoek werd van de hand ge
wezen. Elf jaar later mag een inwoner hier
met zijn huisgezin overvaren. Ook ande
ren wil hij voor een Zz cent laten over
zetten. Na een nieuw verzoek werd een
voetbrug aangelegd, die tot de aanleg van
een dam in het verlengde van de Molen
vlietsestraat in 1920 dienst deed.
Eveneens in 1869 en 1881 verzochten
enige bewoners uit Mosselhoek in ver
band met de slechte toestand van de on
verharde Molenweg een rijbaan onder de
zeedijk naar de Vlasmarkt. Beide keren
werd dit afgewezen. Deze weg kwam, nu
echter aansluitend op de Bosstraat enige
jaren geleden opnieuw ter sprake als ont-
sluitingsweg van het nieuwe bestem
mingsplan Buitenzorg. Dit jaar hebben
Gedeputeerde Staten echter aan dit plan
hun goedkeuring onthouden.
Een doorbraak aan de noordoostkant
kwam wel tot stand in het kader van de
aanleg van de Tholense brug in 1928. Nog
steeds wordt de Eendrachtseweg als een
storend element in de stedelijke structuur
ervaren. Deze weg verving de passage
door de Waterpoort naar het veer. Dit jaar
is het gat in de wal hier definitief gedicht.
Beplanting en slechting van de wallen
Reeds sinds het eind van de 16e eeuw
wordt in militaire handboeken aandacht
besteed aan de beplanting van fortifica
ties. De een legt de nadruk op het maske
ren van de werken. Anderen bevelen
doornstruiken aan als gezichtsdekking en
om het bestormen te bemoeilijken. De
wortels van de bomen op de wallen hiel
den de grond beter vast, terwijl de stam
men en takken bij belegering goed ge
bruikt konden worden. Met wilgentakken
kon men schanskorven maken en de
oevers van de vest beschermen.
Te Tholen vernemen we voor het eerst
iets over aanplant in 1589, wanneer twee