een zeeuw buiten zeeland: ir. arie p. minderhoud
84
enz.) en de plicht die terug te verdienen.
Er waren drie kansen: één Zeeuwse (v. d.
Have), de tweede: het Centraal Bureau
(nu Cebeco-Handelsraad) te Rotterdam
en het werd de derde: het Ned. Trekpaar
den Stamboek in Den Haag. Die twee ja
ren (aug. '25-mei '27) werden overigens
een desillusie. Terwijl het bestuur onder
voorzitterschap van jhr. Jan van Vreden-
burch een adjunct wilde voor zijn secreta
ris, De Vries, een oud-veearts, duldde de
ze slechts een chef de bureau bij zich, die
postwissels kon innen e.d. Deze chef had
overigens wel toegang tot het archief en
vond daarin een referentiebrief van de
Directeur van de Wilhelminapolder Han-
ken met als aanbeveling: ,,Hij kan goed
met paarden omgaan". Dit zal ongetwij
feld de doorslag gegeven hebben, maar
soms werkt zoiets blijkbaar toch niet. Hoe
het ook zij, na twee jaren Rijswijk (ge
huwd) en enige sollicitatie kwam de vraag
mee te willen dingen naar de vacature van
secretaris van de Groninger Mij. van
Landbouw. De candidaat moest zich pre
senteren bij het D.B., toen onder voorzit
terschapvan E. H. Ebels, die net Gedepu
teerde was geworden. Ze waren met zijn
drieën: Nysingh (later Domeininspecteur),
Eelkma Rooda (later Calvé) en Arie Pieter.
Toen hij na afloop op de tram stond te
wachten kwam daar ook het DB-lid Dr
Oortwijn Botjes, die hem toevoegde: „we
zullen je wel weerzien". Zo werd een
tweede Minderhoud (zijn 13 jaar oudere
broer Geert was hem voorgegaan en
werkte hem nog één maand in) secretaris
in Groningen op het royale salaris van
7 3.400,— per jaar, en met als eerste
instructie-zinsnede: ,,De secretaris is
hoofd van 't personeel" (28 man). Eerst
wonen op kamers, het buitenwerk per
spoor en/of fiets met carbidlantaarn. De
eerste auto in 1929, op aanbeveling van H.
D. Louwes zelf te kopen en later naar
bevinding vast te stellen kilometervergoe
ding werd een tweede-hands Ford, die
de voorzitter bij een collega wist te zitten,
die een nieuwe ging aanschaffen.
De landbouwmaatschappijen tussen de
twee wereldoorlogen kenden zeer geva
rieerde activiteiten. Tot 1932, toen de
NAK* werd opgericht, regelde Minder
houd de keuringsaangiften; bij de Mij.
hoorde verder een aankoopafdeling, een
boekhoudbureau. De secretaris was re
dacteur van 't Landbouwblad. Als zodanig
was er landelijk contact; men vergaderde
onder voorzitterschap van S. L. (Stephan)
Louwes, toen secretaris van de Overijssel
se Mij van Landbouw en daarbij trof men
dan de collega's uit alle provincies, dus
ook J. Siebenga, later J. D. Dorst van de
ZLM. Deze contacten groeiden in de cri
sistijd; een en ander werd in 1934 gecon
solideerd tot Landbouwcrisisorganisatie,
waarvan A.P. provinciaal secretaris van
Groningen werd. In 1937 bouwde men het
nieuwe landbouwhuis op 't Martinikerkhof
en 't personeel verdubbelde.
Ik vraag of het waar is dat hij verslagen en
notulen die niet voldeden voor de ogen
van de betrokken medewerker kapot
scheurde, na de feilen te hebben aange
wezen. Er verschijnt een lichte glimlach op
zijn gezicht. Ik weet wel van wie je dat
hebt, is het antwoord: ik heb er een streep
door gegeven en gezegd: maak maar
over. Zoiets werkte prima.
De contacten met Zeeland bleven in fami
lieverband onderhouden: vader en moe
der Minderhoud rentenierden ondertussen
in Vlissingen.
De oorlog was, zoals in menig leven, een
hoofdstuk op zichzelf. Voedselvoorzie
ning werd een zwaartepunt en daarmee
het werk dat de mensen van VVO (Voed
selvoorziening in oorlogstijd) toeviel. De
pogingen tot gelijkschakeling bleven niet
uit. Begin '42 werd de Landstand opge
legd en de Mij van Landbouw geliqui
deerd. Het gelukte om het vermogen van
f 300.000,— over te hevelen naar de
Coöp. Aankoopcentrale, door welke acti
viteit het trouwens voor een belangrijk
deel ontstaan was. Ook kon het Boek
houdbureau afgezonderd worden.
A.P. zoals deze Minderhoud ter onder
scheiding van zijn broers en ook als ken
schets voor zijn rust en evenwichtigheid
door velen in zijn kring werd gekarakteri
seerd, had al in 1941 een poging gedaan in
voor die tijd rustiger vaarwater te
komen. Smeding, de directeur van de
Noord-Oostpolder wilde hem graag heb
ben als Hoofd van zijn sociaal-economi
sche afdeling; de toenmalige Directeur-
Generaal van Rijkswaterstaat Wentholt
stond er welwillend tegenover, doch de
NSB-er Rost van Tonningen op Financiën
blokkeerde het. Trouwens de zeer Duits
gezinde Friese Directeur-Generaal van de
Landbouw Ruiter had een eigen man op 't
oog: Bosma. Toen het echter in 1943
spaak dreigde te lopen van Duitse zijde en
men daar alle oud-gedienden in de voed
selvoorzieningssector aan de kant dreigde
te zetten vroeg S. L. Louwes (inmiddels
Directeur-Generaal van de Voedselvoor
ziening), ten einde zijn sector in vertrouw
de handen te houden of Minderhoud het
voedselcommissariaat van de Fries Oos-
terbaan wilde overnemen. Ebels kon het
wel klaren in Groningen. Na een gesprek
met Oosterbaan vertrok A.P. tot de be
vrijding naar Leeuwarden. Zijn gezin bleef
in Groningen. Vele Friezen dachten dat hij
door de Duitsers gestuurd was; later is
hem door enkelen nog wel een paarden
vordering verweten. Doch de ingewijden
wisten beter. Vermeldenswaard is dat
Brandsma, de huidige burgemeester van
Leeuwarden, toen net als aankomertje in
het apparaat benoemd was.
Na Dolle Dinsdag nam een Groninger boer
Mevrouw Minderhoud, de twee kinderen
en vader (84) die net over was, mee naar 't
Groningse platteland. Ebels, die een op
Tholen onder water gezette Zeeuwse boer
zoals in iedere provincie voor de
oogstschatting had aangesteld, sugge
reerde als huisbewaarder dat jonge
Zeeuws-Groningse echtpaar Geuze en zo
bewaakten die het huis op 't Martinikerk
hof tot april '45. Daarvan getuigt nog een
Zeeuwse landkaart, in de hal in 't huis te
Wageningen aanwezig.
Na de bevrijding (juni '45) kwam Smeding
op zijn oude keuze terug en ditmaal stond
er niets in de weg om die benoeming per 1
januari '46 (standplaats Zwolle) te aan
vaarden. Aan de kolonisering van het
grootste onderduikgebied tijdens de gehe
le oorlog was nog niets gedaan. Het
eerste grote werk was 't maken van een
uitgifteplan, met de uitgifte zelf werd in
november '47 voor 't eerst gestart. Op 1
oktober 1954 volgde Minderhoud Sme
ding op. Tot 1 april 1963 was hij landdrost
van het Openbaar Lichaam de NOP en het
Openbaar Lichaam de Zuidelijke IJssel-
meerpolders tevens Directeur van de Di
rectie Wieringermeer (NOP-werken), later
omgevormd tot de Rijksdienst IJsselmeer-
polders. De organisatie het blijkt wel uit
de lengte van de zonderlinge titel was
ingewikkeld genoeg. Landdrost en Direc
tie stonden onder drie departementen, als
ianddrost onder Binnenlandse Zaken, als
Directie onder Waterstaat via het Zuider-
zeefonds en voor personeelszaken onder
Financiën voor de uitgifte van domein
gronden. Er was in feite volop bewegings
ruimte, want de polders lagen in die tijd
nog ver van Den Haag.
Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor
Zaaizaad en Pootgoed.