over boeken 105 in biografieën maar al te dikwijls gebeurt. Evenmin maakt hij zich schuldig aan het zogenaamde Binker-syndroom: het schenken van overmatige aandacht aan de strijd tegen de zee bij de karakter beschrijving van de bewoners der Lage Landen. Bewondering heb ik voor de lite ratuurlijst, die het doorslaande bewijs le vert van de grondigheid, waarmee de schrijver zijn onderwerp heeft bestudeerd. Maar bij alle respect moet het mij van het hart, dat de schrijver stilistisch ernstig in gebreke is gebleven. Ik zou dit graag wijten aan het levenslang schrijven van re cepten, die nu eenmaal geen stijljuweel tjes zijn, maar zoveel gekheid kan niet op een stokje. Ik wil volstaan met drie passa ges, die de neerlandica in mij ,,Hühner- haut" bezorgden. Op blz. 11 staat: Uiter aard was een beperking in de behandeling door Lemnius nogal universele instelling, een onvermijdelijke zaak." Op blz. 57 las ik: .toen hij na de dood van zijn vrouw tot het Minderbroederklooster toetrad, in wier (sic) kerk op zijn graf een epitaaf staat". De laatste zin van het boek doet aan krikkemikkig taalgebruik de deur toe: ,,Het geheel overziende vinden wij het door Lemnius weergegeven beeld van de zestiende-eeuwse geneeskunde, zoals zich dat ook elders presenteert, echter met enkele voor hem karakteristieke ken merken, zoals het is waargenomen door het oog van een medicus-practicus in een kleine Zeeuwse stad, waarin nogal veel historische waarden zijn behouden geble ven". Ter verontschuldiging van de auteur haal ik de charmante woorden uit Le Mon de hebdomadaire van 16 juli 1975 aan: De même que l'argent va aux riches et le pouvoir aux puissants, la parole va a ceux qui l'ont."... Al heb ik geen canticum canticorum kun nen dichten over de biografie van Lem nius, het zal de attente lezer niet ontgaan zijn, dat naar mijn mening de schrijver zeer belangrijk werk heeft verricht, dat bewon dering, bestudering en navolging ver dient. Een enkel woord wil ik besteden aan de stellingen. De eerste is midden uit mijn hart gegrepen: ,,Het is gewenst de in ver schillende Nederlandse steden en plaatsen (sic) aanwezige en nog niet gepubliceerde archiefstukken, die van betekenis zijn voor de geschiedenis van de geneeskunde, te inventariseren". In het grote koor met ijle stemmen, ge vormd door nog steeds onmondige pa tiënten, houd ik de adem in bij het luis teren naar de ervaren solist (stelling X): ,,Bij de opleiding tot huisarts dient een goed evenwicht bewaard te blijven (sic!) tussen het leren luisteren naar, en het spreken met de patiënt, in welke situatie ook". Tot slot: Salve, ornatissime doctor, ite- rumque salve". Moge the morning-after- the-day before (28 april 1978, uw promo tiedag), vervuld zijn met louter plezierige herinneringen aan Uw dappere beklim ming van de berg der wetenschap, die eindigt in de toekenning van de summi honores. 20 april 1978. A. M. Lauret. Naschrift red. De heer Van Hoorn kreeg cum laude. Onze gelukwensen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 25