over boeken 104 De kunsthistorici zijn vanzelfsprekend het meest gebaat bij deze uitgave. Zeeland, als rijk gewest, vormde een hoogst be langwekkende schakel tussen het naburi ge Holland en Vlaanderen. Het is niet gering wat in deze provincie is gepres teerd. Al is er maar een fractie bewaard gebleven van wat de Zeeuwse edelsme den maakten, hun exeptionele vaardig heid en bekwaamheid staat buiten kijf. De liefhebber van zilver zal zijn hart op halen bij het doorbladeren van dit boek. De verzamelaar, of dat nu een binnen- of buitenlands groot museum is of een par ticulier met bescheiden middelen, kan vrij wel elke gewenste informatie vinden over plaats, jaar of vervaardiger van zijn Zeeuwse stuk zilver. Volmaakt is een boek nooit, dus ook dit niet. Een nogal ernstig bezwaar is de titel: Zeeuws zilver, voornamelijk met betrek king tot Middelburg. Juister ware ge weest: Middelburgs zilver, met enkele aantekeningen over het overige Zeeuws zilver. Wie iets wil weten over zilversme den uit Goes, Vlissingen of Zierikzee komt bedrogen uit. De kwaliteit van het gebruikte fotoma teriaal is voor een al te groot deel bedroe vend slecht. Het schaadt de aantrekke lijkheid van het boek in hoge mate. Een laatste bezwaar is de wel erg hoge prijs. Als niet-Zeeuw kun je je afvragen of het nou echt niet mogelijk was geweest om fondsen bij elkaar te brengen om dit belangrijke werk meer bereikbaar te ma ken voor elke belangstellende. Wanneer de rijksoverheid, de provinciale overheid, de gemeentelijke overheid, landelijke en gewestelijke culturele instellingen verstek hebben laten gaan, dan is dat een droeve zaak. Maar dat Zeeland en de schrijver met dit standaardwerk mogen worden ge lukgewenst is een alles behalve bedroe vende zaak. J. de Bree. Zeeuws zilver. Voornamelijk met betrekking tot Middelburg. Schie dam, 1978. f 195, J. Verbeek Levinus Lemnius C. M. van Hoorn: Levinus Lemnius 1505-1568. Kloosterzande 1978 (disserta tie Vu Amsterdam). Het aantal proefschriften, dat in de laatste halve eeuw over Zeeuwse onderwerpen verscheen en aan Nederlandse universi teiten werd verdedigd, is relatief zeer ge ring. Het is derhalve verheugend, dat aan de bescheiden reeks een nieuweling is toegevoegd. De auteur, 69 jaar jong en huisarts-in-ruste te Zierikzee, waar hij 35 jaar praktiseerde, heeft zijn carrière niet wensen te beëindigen met beroepsmatig uit te drijven, om vervolgens relaxend en wel, in de zitkuil van een luxe-serviceflat, loodrecht bovenop de wijnboxen zijn da gen te slijten. Integendeel, hij is op speur tocht gegaan naar moeilijk toegankelijke bronnen en sloot zich met de gesprokkel de oogst op in zijn studeerkamer. Iedere promotus weet, hoe weerbarstig menig maal het moeizaam verzamelde materiaal zich gedraagt, wanneer het zich in hoofd stukken en paragrafen tot een composito risch gaaf geheel moet laten ordenen. Dit geldt a fortiori, wanneer de bronnen, die men in het vuur van de prille liefde voor het onderwerp meent te zullen vinden, ontbreken of slechts fragmentarisch aan wezig zijn. De Jonge doctor", die zich aan Levinus Lemnius heeft gewaagd, moet ongetwijfeld door het diepe dal zijn gegaan, waar zoveel aankomende proef schriften door de schrijvers, tijdens aan vallen van mismoedigheid, in alle stilte zijn begraven. Hij heeft aan de bekoring weer staan en gewoekerd met de stof, die hij wèl heeft kunnen vinden. ,,Late haver komt ook op", aldus een stelling van een zijner vakgenoten uit Nijmegen (W. J. van Hurk, dissertatie 1976). Het resultaat van dr. Van Hoorns diep gravende studie ligt in aantrekkelijk oranje omhulsel voor me. Ware ik in zijn plaats geweest, dan zou ik het eerste hoofdstuk gewijd hebben aan een biografie van Lem nius. De lezer is dan na enige bladzijden ,,im Bilde". Maar ,,No two people are alike and both are glad of it", (uit het Spreukenzaaltje" van Hotel Schiller) zal ook wel gelden voor promoti. Het volgend hoofdstuk, handelend over de stand van de geneeskunde in de zestiende eeuw, is onmisbaar voor de plaatsbepaling van Lemnius te midden van zijn prominente ambtsbroeders in en buiten Zeeland op het breukvlak van twee tijdperken: de Middeleeuwen en de Renaissance. Ik trek in twijfel, of het nodig of wenselijk was, om biografische gegevens te verstrekken over personen, met wie Lemnius „moge lijk", „misschien", of „vermoedelijk" (het wemelt in de tekst van deze en dergelijke bewoordingen) wetenschappelijk contact heeft gehad. Het volgende hoofdstuk over De Werken van Lemnius zou aan duide lijkheid gewonnen hebben, indien VOLLE DIGE titels vermeld waren geweest mèt de Nederlandse vertaling. Immers, een groot deel van ons artsenbestand heeft de HBS gevolgd en dus een klassieke opleiding gemist. Het boek is wel niet uitsluitend, maar toch in eerste instantie voor hen bedoeld. Weliswaar zijn titels en vertalin gen te vinden onder het hoofd bibliogra fie, maar menig lezer komt aan deze kleine lettertjes niet toe. Wanneer men boven het tweede deel van het hoofdstuk „REDE EN ERVARING" (beide typerend voor het humanisme), aantreft en wan neer men vervolgens leest, dat deze de hoofdpijlers van Lemnius medische ge loofsbelijdenis waren, dan zou ter plaatse duidelijk geëxpliceerd moeten worden, waarom de auteur Lemnius dan toch een halve middeleeuwer noemt. Het antwoord kan men her en der in het boek wel vin den, maar een dergelijke schrijfwijze schaadt de logische opbouw. Verder mis ik pijnlijk een heldere explicatie van de kri tiek, die volgende generaties geleerden op Lemnius' werk hebben gehad. Met alle respect voor de eerstvolgende: dr P. J. Meertens en Albrecht von Halier, Boer- haave's beroemde leerling, beiden door Van Hoorn bijna in één adem genoemd, lijken mij voor de beoordeling van medi sche werken geen vergelijkbare groothe den. Naar mijn gevoelen zijn de hoofd stukken vijf, zes, zeven en acht de best- gecomponeerde. Zij zijn achtereenvolgens gewijd aan Lemnius' banden met de Mid deleeuwse geneeskunde, aan anatomie cum annexis, aan de ziektebeelden van zijn tijd en aan de therapeutische moge lijkheden, die hem ten dienste stonden. Met hoofdstuk I:Zeeland in de zestiende eeuw", blijf ik tenslotte teleurgsteld zit ten. Het is volgepropt met feiten over godsdienstige, economische, sociale en culturele toestanden, die voor een aan zienlijk deel weinig relevant zijn voor de entourage van Lemnius. Het moge in het algemeen nuttig zijn te weten, dat 849 het legendarische stichtingsjaar van Zierikzee is, maar dergelijke mededelingen leiden de lezer hinderlijk van het eigenlijke onder werp af. Indien ik onvriendelijk zou willen zijn quod non dan zou ik voor dit hoofdstuk de woorden kunnen gebruiken, die de schrijver aanhaalt, waar Von Halier Lemnius' oeuvre typeert: „onzekere ver telling, veelvuldige mengelmoes". Lofwaardig is, dat de schrijver heeft ver meden, de persoon van zijn keuze boven zijn betrekkelijke waarde uit te tillen, zoals

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 24