de nieuwe leer in de grote kerk
176
ring dat hij buiten aan het Noorderhoofd
tussen de keien en zinkstukken een frag
ment van een grafsteen had zien liggen,
waarop het familiewapen en de naam van
Jan van Miggrode nog gedeeltelijk te her
kennen waren. Dit brokstuk moet met
vele andere na de brand van de kerk in
1686 als zeewering zijn gebruikt. De toren
aan het Noorderhoofd was immers al in
1630 in zee weggezonken. Er liggen op die
plek trouwens nu nog resten van graf
stenen. Daags na het uitspreken van deze
redevoering werd het bewuste fragment
uit het water gevist en in de stadsschuur
in veiligheid gebracht. Men verzocht Ds.
Van Iperen een latijns grafschrift op te
stellen en het volgend jaar reeds kon bij
het voormalige St.-Sebastiaansaltaar een
gedenknaald worden onthuld waarvan het
geredde stuk grafsteen het middelpunt
vormde. Ook nu weer hield Ds. Van
Iperen een Historische Redevoering",
waarin hij wijdlopig de verdiensten van
Van Miggrode, reformator van Zeeland,
prees. Deze Dr. Josua van Iperen was een
bekwaam man. In 1765 werd hij naar
Veere beroepen, waar zijn vriend Ermerins
secretaris was. Zijn ,,Kerkeiijke historie
van het Psalmgezang" wordt ook nu nog
wel geraadpleegd. De politieke twisten
ook in Veere èn het ontoereikende salaris
waarvan hij met vrouw en 5 kinderen niet
rond kon komen brachten hem ertoe in
1778 een beroep naar Batavia te aanvaar
den, waar hij (volgens Van Troostenburg
de Bruyn) één der beste predikanten was
die men daar ooit heeft gehad. Hij over
leed echter reeds in 1780.
De 19e eeuw.
Wij komen nu tot de gebeurtenissen in de
veelbewogen 19e eeuw. Op 9 november
1800 werd de Grote Kerk door een hevige
storm dusdanig geteisterd, dat men de
dienst daar geruime tijd moest staken. Dat
was niet zo'n ramp, want de gemeente
was reeds zozeer gereduceerd dat de
Kleine Kerk voor de godsdienstoefeningen
voldoende was. Toch werd de Grote Kerk
weer hersteld en opnieuw ingebruik geno
men. Maar de invasie van de Engelsen in
1809 maakten daar een eind aan. Op 31
juli werd Veere van 's morgens 6 tot 's
avonds 7 gebombardeerd (omdat de gar
nizoenscommandant zich pas over wilde
geven toen de Engelsen dreigden de stad
in brand te zullen schieten). De zee was
woelig, het schieten daardoor onnauw
keurig. Maar de Grote Kerk werd toch
dusdanig beschadigd dat zij voor de ere
dienst onbruikbaar was geworden. 31 juli
1809 betekent het einde van de Grote Kerk
als kerkgebouw. Sindsdien heeft zij een
aantal andere bestemmingen gehad, maar
godsdienstoefeningen zijn er niet meer in
gehouden.
Al dadelijk werd de kerk door het Engelse
leger in beslag genomen om te dienen als
kazerne en hospitaal, met de nadruk op
dat laatste, want de sterfte onder het
invasieleger van 40.000 man was enorm.
In korte tijd werd 40 uitgeschakeld en
in de Grote Kerk lagen een 400 zieken en
stierven 6 tot 8 man per dag. Aan deze
bezetting kwam zoals men weet op 27
december een einde.
Erger ramp was de komst van de Fransen
daarna. Het is te begrijpen dat Napoleon
wilde voorkomen dat een invasie van Wal
cheren met als doel blokkade van de
haven van Antwerpen ooit zou worden
herhaald. Daarom moesten Vlissingen en
ook Veere tot sterke vestingen worden
uitgebouwd. In Veere moest ook een mili
tair hospitaal komen. Eerst had men het
oog geslagen op de Koorkerk en de Lu
therse Kerk in Middelburg. Maar aange
zien deze kerken in een dichtbevolkt cen
trum lagen en er deswege heftig tegen
zo'n ,,pestkuil" werd geprotesteerd, za
gen de Fransen daarvan af en werd Veere
gekozen. In oktober 1811 werd de Grote
Kerk daartoe gevorderd. Zij moest geheel
worden ontruimd. De Kleine Kerk even
eens. Deze laatste zou tot bomvrije kazer
ne worden ingericht. De voormalige
Schotse Kerk werd niet opgeëist dank zij
geschenken aan de Franse commandant
,,appuyer ia demande" noemde men
dat zodat dit gedeelte als kerk in
gebruik kon blijven nu bij de Nederlands
Hervormden en Walen. Wat de Grote
en de Kleine Kerk betreft: Alles was eigen
dom van de gemeente was, zoals preek
stoel en banken mocht worden verwij
derd, zo ook het gedenkteken voor Van
Miggrode, dat later in de Kleine Kerk is
geplaatst waar het zich nu nog bevindt.
Het werd 1812 voorde Franse pioniers aan
de slag gingen. Maar dat deden ze dan
ook grondig. Wat J. de Kanter en J. Ab
Utrecht Dresselhuis, tijdgenoten, daar
over schrijven (onder andere in ,,De Pro
vincie Zeelandliegt er niet om: Alles
werd kort en klein geslagen, praalgraven
incluis, graven werden op macabere wijze
geschonden. Het gebouw werd door een
ringmuur omgeven, waartoe een heel blok
huizen moest worden gesloopt, de ramen
werden dichtgemetseld en vijf verdiepin
gen met negen ruime zalen werden aan
gebracht. In de lente van 1813 was het
hospitaal voltooid. In de acht maanden
dat de Fransen het in gebruik hadden zijn
er meer dan 1400 soldaten in omgekomen.
Ze werden op wagens naar de Kattepolder
gebracht om daar te worden begraven.
In 1817 werd de kerk met de kerkhoven
aan de Hervormde gemeente teruggege
ven ten einde in het provenu van de uit te
breken objecten eenige vergoeding voor
het ondervonden gemis van het pand te
vinden".
Aangezien de gemeente nu nog slechts uit
1800 zielen bestond had zij sinds 1815 nog
maar recht op twee predikanten. In 1819
werd Veere tijdelijk gecombineerd met
Gapinge. Men had, zoals reeds gezegd,
de Grote Kerk voor de eredienst niet meer
nodig. Van uitbreken kwam echter niets.
In 1818 nam de Koning het besluit de kerk
te doen inrichten als provinciaal bede
laarswerkhuis. Dit gebeurde op 's lands
kosten, om het verarmde Veere tegemoet
te komen. Het werd 12 september 1823
geopend. Voor die tijd was dit bedelaars
werkhuis een goede instelling. Jacob van
Lennep die het in dat jaar bezocht vertelt
er in zijn Dagboek het volgende van:
Kwamen..te Veere aan, welke stad alle
kenteekenen draagt van het diepste ver
val. Wij begaven ons dadelijk naar het
Bedelaarshuis, waartoe een gedeelte der
kerk in verscheidene vakken verdeeld en
met zes schotten doorschoten, gebruikt
wordt en heerlijke lokalen oplevert. Van al
de gestichten van dien aard beviel ons dit
het beste, om de goede behandeling wel
ke de gedetineerden er genieten. Hun
aantal is nu derdehalf honderd, doch zal
wel tot 900 vergroot worden. Hun onder
houd is hoofdelijk en voor elk persoon,
man, vrouw of kind betaalt zijn gemeente
f 9!,dat zeker geen klein bezwaar is.
De verdiensten van het werk zijn er zeer
gering en de magazijnen weinig voorzien.
Voor het godsdienstonderwijs der kinde
ren wordt goed gezorgd, er is een doctor
alleen voor het gesticht, doch thands zijn
er geen zieken, dan alleen die aan schurft
laboreeren.
Aan de Hervormde gemeente werd ter
compensatie van het gemis van het ge
bouw f 11.000,— toegekend, waarvan
echter slechts f 4.000,— ooit zijn uitbe
taald. In 1827 werd het werkhuis helaas
alweer opgeheven en werd de kerk aan de
Hervormde gemeente teruggegeven. In
de daarop volgende twee jaar is de af-