h. c. andersen en zijn zeeuwse managers
186
„Boudewijn", j. L. van der Vliet te Zierikzee.
ons ook spoedig zo populair onder het ge
wone volk. Heel anders ging dit bijvoor
beeld in Engeland, waar Andersen in de
jaren van zijn vriendschap met Dickens
vooral furore maakte onder de Britse adel.
In ons land daarentegen klapwiekte de
Deense zwaan naar Domineesland, waar
door voor velen zijn sprookjes ook nu nog
een moralistische sfeer ademen.
Ons erelid ds. J. J. L. ten Kate
berijmde Andersen
Andersen ontmoette Hasebroek en Ten
Kate bij dat eerste bezoek met de geïm
proviseerde huldiging door Boudewijn dus
niet. Het zou nog tot 1866 moeten duren
voordat zij elkaar persoonlijk in Amster
dam zouden zien, waarover Hasebroek in
1875, het overlijdingsjaar van Andersen,
nog met grote genegenheid schrijft. Dat is
een zeldzame persoonlijke gelaatsbeschrij
ving van de geniale man door een Neder
lander vastgelegd 2).
Ds. J. J. L. ten Kate werd door Andersen
als de belangrijkste Nederlandse schrijver
beschouwd, hoewel de Deen dat beslist
niet zelf kon beoordelen. Ten Kate deed
echter iets unieks voor Andersen: hij zette
zijn sprookjes en vertellingen vanuit het
Duits over in het Nederlands... op rijm!
Een unicum temidden van de nu honderd
duizenden sprookjesuitgaven in het H. C.
Andersenmuseum in Odense! Hij werkte
daar voornamelijk aan tussen 1850-1860 in
zijn standplaats te Middelburg als Her
vormd predikant, nadat hij hier in april
1850 door ds. Hasebroek was bevestigd.
Ten Kate werd in die tijd als een der
grootste Nederlandse dichters be
schouwd. Hij is bekend om zijn verta
lingen van Shakespeare, Dante, Goethe,
zijn berijmde psalmen, en vooral „De
Schepping". Eigenlijk zou in dit blad nog
eens een apart artikel aan dit erelid van het
Zeeuwsch Genoodschap gewijd dienen te
worden 3).
Zijn vriend dr. J. J. van Oosterzee vond
het een schande „zo'n groot talent in Zee
land te laten muffen"! Ten Kate ging dan
ook in 1860 naar de hoofdstad van ons
land, waar hij ook daar weer ds. Hase
broek als collega aantrof. Het rechtstreek
se contact tussen Andersen en Ten Kate
in brieven en uitwisseling van boeken
vond zijn hoogtepunt in 1866-1868, toen
Ten Kate's berijmde sprookjes van Ander
sen in korte tijd vier drukken beleefden.
Ten Kate las overal zijn gedicht „De
Schepping" voor en Andersen schrijft
meermalen hoe diep hij onder de indruk is,
dat Ten Kate daar al f 10.000,— mee
verdiend had! In die tijd inderdaad een
enorm bedrag.
Ten Kate heeft veel gedaan om Andersen
in ons land bekend te maken, maar deed
zijn werk óók groot onrecht aan. Wie zijn
rijmelarijen vergelijkt met het oorspronke
lijke frisse Deens, die huivert wel. Elders
zijn daar voorbeelden van gegeven 4).
Toch mogen wij onze Middelburgse predi
kanten dankbaar zijn, dat zij reeds vroeg
de geniale geest van Andersen hebben
ontdekt.