SPROOKJE
ERHALE
H. C. ANDERSEN
i t
J. J. L. TEN KATE.
h. c. andersen en zijn zeeuwse managers
185
JN DICHTMAAT NAVKKTKLD
EEIIM'E VOLLt'KKiE I'lTtiAAK, MKT HK I I'Ht rn K 11; A I'll Im a i L
AI-'JiEEUlSKI. V.V.N AMIEKSEN. "J
y
TE LEIDEN. I!I.I A. W. SIJTUOFF.
ken, vermoedelijk vanwege de zaterdag
avond en de te houden zondagse preek:
de dichter-dominee Ten Kate, kort te
voren nog ondervoorzitter van O.K.K. en
zijn vriend, de dichter-dominee J. P. Ha-
sebroek uit Middelburg.
Twee Middelburgse predikanten in de
bres voor Andersen
Het is merkwaardig en bij mijn weten nog
nooit eerder door iemand opgemerkt, dat
de persoon en het werk van Andersen in
het midden van de negentiende eeuw
speciaal door Zeeuwen of daar werkenden
als belangrijk is gezien en gepousseerd.
Men dient eigenlijk meer van de letterkun
dige strijd en tegenstellingen in ons klein
burgerlijke Nederland van omstreeks 1847
te kennen, om te beseffen hoe de geniale,
maar argeloos-kinderlijke Andersen met
zijn uiterst subtiele, gevoelige, laat-
romantische vormgeving, zonder het zelf
te weten, in de maalstroom terecht is ge
komen van persoonlijk gekijf tussen en
critisch geschrijf door Hollandse literato
ren. Het tijdschrift ,,De Gids" met Pot
gieter, Tollens, Beets stond bekend om
zijn felle, bijtende critieken. Tegen dit
toonaangevende blad kon niemand op.
Toch was er een meer positief-christelijk
gerichte stroming, die niet zweeg. Met
name de met al deze mensen in Leiden ge
studeerd hebbende Middelburgse predi
kant ds. J. P. Hasebroek (1812-1896) en
de toen nog jeugdige theoloog J. J. L. ten
Kate (1819-1889), onder het pseudoniem
„Braga", gingen in woord en geschrift
tekeer tegen de redactie van ,,De Gids".
Dit onderwerp valt buiten het bestek van
ons artikel, maar het is wel zeer opvallend
hoe na het eerste enthouisiasme van om
streeks 1840 Potgieter en de zijnen niets
meer van Andersen, die van de prins geen
kwaad wist, moesten hebben, nadat van
af 1845 „Boudewijn", „Braga" en Hase
broek de persoon en het werk van Ander
sen gingen beminnen en becommenta
riëren.
Andersen ontmoette weliswaar de schrij
vers Jacob van Lennep en J. Kneppel-
hout, maar deze contacten zetten toch
niet door, terwijl aan de andere kant de
Middelburgse (en later Amsterdamse)
schrijvers-predikanten Hasebroek en Ten
Kate zich blijvend voor Andersen en zijn
werk hebben ingezet. Daardoor vonden
Andersens romans, zijn „Schetsboek" en
zijn sprookjes vooral ingang in pro
testants-christelijke kringen en werd hij bij