een standbeeld voor zacharias janssen 35 de ene zijde allebei plat, maar aan de andere zijde was de ene bol en de andere hoi." Galiieï suggereert dus niets meer of min der, dan dat hij zelf eigenlijk de kijker her uitgevonden heeft. Zijn enige aankno pingspunt zou geweest zijn dat de uitvin ding in Holland werkelijk gedaan was. Dit is gewoon bluf. Galiieï heeft minstens zo veel informatie gehad over de telescoop als Janssen in 1604. We kunnen er zelfs vrij zekervanzijn.datGalileïzo'n kijker in han den heeft gehad vóór hij er zelf een maak te. Maar zoiets te erkennen zou zijn ver dienste in deze zaak verkleinen en hij wil die juist maximaal laten blijken. Even ver der in zijn Sidereus nuncius (Sterrenbode) die in maart 1610 uitkwam geeft hij een schema van de kijker met zoiets als een stralengang. Het verhaal daarbij is verward en er blijkt uit, dat hij totaal niet weet hoe het ding kan werken. Hij zegt dan ook wijselijk. „Maar iaat het op het ogenblik voldoende zijn deze zaak eventjes aange raakt te hebben en als het ware met de lip pen te hebben beroerd, want bij een ande re gelegenheid zal ik de theorie van dit in strument volledig bekend maken. Nu, deze belofte heeft Galiieï nooit inge lost, wantdat kon hij niet. Galiieï spreekt ook niet over de herkomst van zij n lenzen en wie de tekst leest en niet op zijn hoede is, zal denken dat hij de len zen zelf geslepen heeft. Hij betrok ze gewoon van goede lenzenslijpers! On danks deze kleingeestigheid en eerzucht moeten we erkennen, dat Galiieï degene was die de telescoop in de wetenschap in troduceerde en daarbij direct met bij zonder belangrijke resultaten tevoorschijn kwam. Een vertrouwelijke mededeling Een enkele mededeling van de zoon van Zacharias Janssen, heeft meer klaarheid gebracht in de historie van de uitvinding van de verrekijker dan vele latere diep gaande onderzoeken. Deze mededeling is echter pas aan het begin van deze eeuw boven water gekomen, toen C. de Waard de dagboeken van Isaac Beeckman bestu deerde. Isaac Beeckman was een geleerde met een veelzijdige belangstelling voor alles wat er in zijn tijd in de natuurwetenschappen om ging. Hij hield nauwgezet een dagboek bij, waarin hij verslag uitbrengt van de ontvan gen informatie en van zijn eigen proefne mingen en theorieën. Beeckman bezoekt Johannes Sachariassen om van hem de kunst van het lenzenslijpen te leren. In zijn dagboek vinden we van elk bezoek aante keningen. Natuurlijk heeft hij ook tussen het werk door gevraagd hoe de kennis van het maken van kijkers in de familie was ge komen. We vinden in een aantekening van 1634: „Johannes Sacharias seght, dat syn vader den eersten verrekycker maeckte hier te lande anno 1604, na er eene van eenen Italiaan, daerop stont: 'anno 1590'. Bekijken we deze zin in facsimile (figuur 3), dan valt op dat er staat „anno 190". Hier kan niets anders weggevallen zijn dan een 5. Dit is verklaarbaar uit het feit, dat de pen al weigerde bij de 1, zoals in het origineel duidelijk te zien is. Ook uit wat nog volgen zal, wordt duidelijk dat hier 1590 bedoeld was. Drie getuigen in het gemeentehuis in Middelburg Pierre Borel, de lijfarts van Lodewijk XIV van Frankrijk, slijpt uit liefhebberij lenzen en bouwt telescopen. Hij interesseert zich ook voor de uitvinding van de verrekijker. Hem is bekend dat een Nederlander de telescoop heeft uitgevonden en daarom wendt hij zich tot de Nederlandse gezant in Parijs, Willem Borrel. Deze was een Mid delburger en het moest hem dus gemakke lijk vallen iets meer omtrent de uitvinding te weten te komen. Boreel schrijft 8 januari 1655 een brief naar de „Edele, erntfeste, wyse, hochgeleerde, seer voorsienige Heeren (het gemeente bestuur) van Middelburg," waarin hij be vestiging vraagt van zijn vermoeden, dat Hans Lipperhey de verrekijker heeft uitge vonden. Het gemeentebestuur roept getuigen op, en op 23 januari 1655 leggen drie getuigen de volgende verklaringen af Jacob Willemsen (concherge in de Wissel- banq, alhieroud 70 jaar) dat deselve (Hans Laprey) gewoont heeft in de Capoenstraeteende (nader hand) dat hy verrekyckers oft buyssen ge- maeckt heeften daerover vereeringe heeft gekregen van Prins Ma u rits". Eewoud Kien (bode van dese stadt op Ant werpen, oud 67 jaar) voegt hieraan toe: gewoont heeft in de Capoenstraete, tegens de Nieuwe Kercke aan, in het huys daer de verrekyckers plegen uyt te steken, naest het huys, daer nu het Serpent uuyt- hanght"Abraham de Jonge (mr. smit binnen deser stadt, oud 77 jaar) kent zelfs de naam niet, maar niemt hem Hans den brillenmaker. Voor de eer van zijn vader Johannes Sachariassen heeft gehoord van het onderzoek dat het stadsbestuur heeft ingesteld. Hij schrijft 30 januari 1655 naar het gemeentebestuur de volgende getuigenis. „Anno 1590is de eerst buyse gemaeckt en geinventeert binnen Middelburgh in Zee- lant van Zacharias Janssen, ende de lang ste waerr(en) doen ter tijd 15 16 duym, waervan datter2 wech vereert werden: de eene aen den Prins Mourytsyus en de ander aen Hertogh Albertus Later heeft hij deze verklaring nog monde ling toegelicht en nam als getuige zijn tante, Sara Goedaerts, (oud 72 jaar) mee. Na het voorafgaande weten we dat Johan nes liegt, maar wei met feitenmateriaal. Het jaartal 1590 uit de aantekeningen van Isaac Beekman wordt hierdoor veiligge steld. Het stadsbestuur gelooft evenwel niets van wat Johannes Sachariassen te berde brengt. Op 3 maart 1655 sturen zij het re sultaat van hun onderzoek naar Boreel in Parijs. Zij geven daarbij het volle pond aan Lipperhey en wijzen de getuigenis van Sachariassen vrijwel af met de woorden „Ende gelyck als diverse haer gaerne d'eere van deze treffelycke inventiesouden aenmaetigen, soo dunckt ons mede, dat al hier eenen Johannes Sacharias insgelyck wilt doen. Maar het schijnt dat Boreel (ofschoon hij er aanvankelijk van uitging, dat Lipperhey de kijker had uitgevonden) toch nog ver dere naspeuringen heeft gedaan. Hij komt tenminste pas 4 maanden later tot zijn eindconclusie, die hij meedeelt aan Pierre Borel en deze luidt „Zacharias Janssen heeft de kijker uitge vonden!" Pierre Borel neemt dit oordeel voor het grootste deel over in zijn boek „De vere TELSCOPIIinventore". Hij neemt de „por tretten op van Janssen en Lipperhey met als onderschriften: Zacharias Janssen, de eerste uitvinder der kijker en Hans Lipperhey tweede uitvinder der kijker. En wie heeft de verrekijker nu eigen lijk uitgevonden? Misschien denkt u: als we nu eens wisten wie dat instrument gemaakt heeft, waarop

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1975 | | pagina 7