om het bestaansrecht 2 twee nieuwe raderstoomschepen nodig had voor de dienst tussen Vlissingen en Queenborough werd geen aanvraag tot in schrijving ingediend bij de Nederlandse werven. Alleen Engelse scheepsbouw meesters kwamen in aanmerking.10 Op voorstel van Prins Hendrik der Nederlan den werd John Elder Co uitgekozen. In dit geval ging de order naar het buitenland niet vanwege de grote afmetingen van de schepen maar vanwege de speciale eigen schappen van kanaalboten, die met gerin ge diepgang over een kort traject met een hoge snelheid moesten varen. De maxi mum snelheid van de Prinses Marie" en de „Prinses Elisabeth" van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland bedroeg op de proeftocht gemiddeld 17,5 zeemijlen per uur.11 Hettechnisch kunnen van de Nederlandse scheepsbouwindustrie Dat de Nederlandse scheepsbouwindus trie technisch in staat was om paketboten te bouwen, die aan de gestelde eisen vol deden, was door het bedrijf van Paul van Vlissingen Co. met de bouw van de „Stella" in 1870 al bewezen. In hetzelfde jaar was op de Rijkswerf te Amsterdam een begin gemaakt met de bouw van ijze ren en stalen pantserschepen voor de Nederlandse Marine. Deze voldeden aan de hoge eisen zoals die ook door de Britse Marine werden gesteld. Met betrekkelijk geringe inspanning waren deze schepen gebouwd zonder hulp van het buiten land. 12 Ook de particuliere industrie bleek in staat om het door de Marine gevraagde mate rieel te bouwen. In 1871 leverde het Eta blissement Fijenoord van de Nederland- sche Stoomboot Maatschappij de rammonitor „Haai" af.13 Dat er geen grotere schepen konden wor den gebouwd kwam niet door gebrek aan technische mogelijkheden maar door de beperkte diepgang van de waterwegen naar Rotterdam. Dezelfde beperking gold voor de Amster damse werven. Hier was het niet de diep gang, maar de scheepslengte die door de vaart door het Noord Hollands Kanaal werd bepaald. De „Stella" was ongeveer het grootste schip dat in 1870 door het Noord Hollands Kanaal mocht varen. Het 85,50 m lange ramtorenschip „Koning der Nederlanden" kreeg van de Waterstaat geen toestemming om van de Rijkswerf door het Noord Hollands Kanaal naar het Nieuwediep te varen, ondanks het feit dat het schip voor de vaart door dit kanaal ontworpen was. 14 In het vooruitzicht van de openstelling van het Noordzeekanaal werd in 1874 op de Rijkswerf te Amsterdam een begin ge maakt met de voorbereiding van de bouw van kruisers 1e klasse type „Atjeh". De scheepsvorm en het machinevermogen werden met moderne wetenschappelijke methoden experimenteel met behulp van modelproeven vastgesteld, zodat de ge vraagde snelheid van te voren kon worden gegarandeerd.15 Het betrof schepen met een lengte van 91,85 m en een snelheid van 14 zeemijlen per uur, geschikt voor de dienstin de Indische Archipel.16 Scheeps- bpuwtechnisch waren deze kruisers verge lijkbaar met de paketboten, die voor de lange reizen naar Oost Indië nodig wa ren. 17 In plaats van geschut en munitie zouden er dan extra betimmerde salons en passagiershutten op aangebracht moeten worden. Dit betekende meer aftimmer- werk en minder zwaar smeed-en construc tiewerk zoals dat nodig was voor pantser torens, geschutfundaties, enz.; een variant die voor de Nederlandse scheepsbouwin dustrie geen enkel bezwaar op kon leveren. Concluderend kan worden gesteld dat de Nederlandse scheepsbouwers met de „Stella", de pantserschepen en kruisers bewezen hadden technisch in staat te zijn om de moderne stoomschepen voor de oceaanvaart te bouwen en zelfs te ontwer pen. Technisch maakte het daarbij weinig verschil of de schepen 80 m of 110 m lang waren. Alleen de bereikbaarheid van de zee was een bezwaar, hetgeen echter niet voor Vlissingen gold. Het oorspronkelijke Vlissingse droogdokplan Alleen diegenen, die op de hoogte waren van de scheepsbouwtechniek op marine- gebied en bovendien oog hadden voor de belangen van de koopvaardij, konden de vergelijkbaarheid van de bouw van stoom- paketboten, pantserschepen en kruisers zien. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het de Hoofdingenieur der Marine B.J. Tideman was die vertrouwen had in de mogelijkheden van de Nederlandse scheepsbouw. 18 Dit vertrouwen had hij al in 1865, toen hij onder de indruk van de bedrijvigheid van de Engelse en Schotse scheepsbouw industrie de mogelijkheden van Vlissingen inzag. De gebouwen en terreinen van de op te heffen Marinewerf boden een ideale ge legenheid voor de vestiging van een groot scheepsbouwbedrijf.^ Dit kon voorzien Doorsnede van de „P. Caland" van de N.A.S.M.. in 1 873-1 874 gebouwd bij R. Napier Sons te Glasgow. (Memoriaal van de Marine, plaat L2, opname Ing. J. Schepman, Technische Bibliotheek voor Zeeland)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1975 | | pagina 6