om het bestaansrecht
9
its Productions; Description of the Works.
London 1909, biz. 11
39. J.M. Dirkzwager: dr. B.J. Tideman, biz. 124
40. ARA Marine nr. 2486, 13 September 1876,
D 48 en nr. 2494,2 Juni 1877, D 61
41. M.G. de Boer: Geschiedenis der Amster-
damsche Stoomvaart, Amsterdam 1922, 2e
deel, 1estuk,blz.91
42. ARA Marine nr. 2494,6 Juli 1877, D 56
43. ARA Marine nr. 2495,13 Augustus 1877, D
43
44. zie noot 26
45. Archief K.M.S., vergadering van Commissa
rissen der K.M.S., 8 December 1877
46. Archief K.M.S., vergadering van Commissa
rissen, 27 Maart 1878, blz. 32
47. Memoriaal van de Marine, 1e afd. livret N,
blz. 1
48. J.M. Dirkzwager:dr. B.J.Tideman, blz.224
49. ARA Marine nr. 2513,20 Februari 1879, D 47
50. ARA Marine nr. 2514,29 Maart 1879, D 46
51. zie noot 48
52. J.B.P. Haanappel: De Geschiedenis van de
Marine-Stoomvaartdienst 1824-1949 1951,
blz. 73
53. zie noot 48
54. P.J. Bouman: Gedenkboek Wilton-Fijen-
oord, Schiedam 1954, blz. 39
55. A. Hoyinck van Papendrecht: De zeilvloot
van Willem Ruys Jan Danielszoon en de Rot-
terdamsche Lloyd, Rotterdam 1933, blz. 72
56. M.J. Brusse: Wilton 1854-1929, Rotterdam
1929, blz. 20
57. Hoyinck van Papendrecht: blz. 129
58. Het gebrek aan dokgelegenheid bij ,,de
Schelde" voor grote zeeschepen stond deze
relatie niet in de weg. Voor het dokken van
grote schepen werd gebruik gemaakt van
het Prins Hendrik-dok te Middelburg on
danks de vreemde vorm van dit dok, dat in
een oude gracht was ingericht, „de Schel
de" maakte van dit dok gebruik o.a. voor de
verlenging van de „Batavia" en de „Soera-
baya" in 1893. (Hoyinck van Papendrecht,
blz. 86)
59. W.M. Visser: „Scheepsbouw voor 's lands
vloot, vervolg op de proeve van een ontwerp
voor een strijder onzer zeemacht", brochu
re. 1888