om het bestaansrecht 7 De vicieuze cirkel doorbroken Nadat in 1878 opdracht was verkregen voor de instructiebrik „Castor" van 419 ton waterverplaatsing, bouwprijs 7117.500,48 volgde in 1879 een meer be langrijke regeringsopdracht. In Oost Indië had men twee nieuwe schroefstoomsche- pen nodig, type „Havik" en „Zeemeeuw" (volgens Van Alphen was men in Oost Indië „broodverlegen om die scheepjes"). Als het aan de Inspecteur van de Stoom vaartdienst in Indië, Visser, had gelegen zouden de schepen weer bij John Elder ge bouwd zijn, ondanks het feit dat de „Havik" en de „Zeemeeuw" in Indië niet geheel aan de verwachting voldeden. Wel waren de romp en de machines uitstekend, echter er was „totaal gemis aan alles wat kan doen denken aan zorg voor uiterlijk voorkomen". Visser meende dat deze wijze van afwerken gebeurd was „onder den bindenden invloed van de Nederland- schen Rijkswerven". Het is geen wonder dat de Minister van Marine hoogst verontwaardigd was over deze aantijgingen, vooral omdat op uit drukkelijk verzoek uit Oost Indië John Elder bij de bouw van deze schepen „de handen zooveel mogelijk waren vrijgela ten". Het Nederlandse toezicht had dus vrijwel geen invloed gehad op de afwer king van de beide schepen. De Minister voelde er dan ook niets voor om de scheep jes weer bij Elder te laten bouwen. Op zijn verzoek sloot de Inspecteur van de Stoom vaartdienst in Nederland, Van Alphen, een contract met „de Schelde" in de overwe ging dat „die Maatschappij door Hare be trekking met de firma Elder Co te Glas gow beter dan eenig andere in staat is om te voldoen aan het verlangen uit O-Indië kenbaar gemaakt, dat romp, tuig, sloepen en werktuigen geheel eender zouden zijn als van Havik en Zeemeeuw die zo voegde de Minister er nadrukkelijk aan toe zoo uitstekend voldeden". 48 Het dagelijks bouwtoezicht werd weer op gedragen aan de opzichter W.H. Fritz, die ook al belast was geweest met het toezicht op de bouw van het betonningsvaartuig „de Schelde".50 Met de opdracht voor beide schepen, die „Arend" en „Valk" zouden heten, was een totaal bedrag van f 478.090 gemoeid. De vicieuze cirkel leek doorbroken. In het zelfde jaar volgde een opdracht voor vier torpedoboten voor het totale bedrag van f 192.000 en in 1881 kreeg „de Schelde" een derde Gouvernements stoomschip de „Zwaluw", type „Havik" en „Zeemeeuw", te bouwen.51 Maar hiermee kwam voor lopig een eind aan de regeringsopdrach ten. Enkele functionarissen, die „de Schel de" goed gezind waren, verdwenen van het toneel. In 1881 beëindigde de zeeoffi cier Van Alphen zijn functie als Inspecteur van de Stoomvaartdienst. Hij bleef nog twee jaar in dienst van de Marine. Hij werd opgevolgd door F.W. Hudig, eveneens zeeofficier, die in 1884 benoemd werd tot directeur van de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen.52 De Hoofdingenieur-Adviseur voor Scheeps bouw B.J. Tideman overleed op 11 febru ari 1883. Na 1881 bleef „de Schelde" voor een aantal jaren vrijwel verstoken van rege ringsopdrachten. Ook de twee andere gro te scheepsbouwbedrijven moesten het met minder stellen. Tussen 1882 en 1886 kreeg de Koninklijke Fabriek voor Stoom- en andere Werktuigen voor 7450.000 aan nieuwe regeringsopdrachten en de Nederlandse Stoomboot Maatschappij voor 7 627.000.53 De directie van laatst genoemd bedrijf dat vanwege de vele regeringsopdrachten in voorgaande jaren ook wel een marinewerf werd genoemd zag het gevaar van te grote afhankelijkheid van de Marine en kreeg van de aandeel houders goedkeuring om voor eigen risico het grote zeeschip „Nederland" te bouwen. Dit werd speciaal ingericht voor vaart in de tropen. Er waren echter geen gegadigden voor de koop.54 Ook Willem Ruys, directeur van de in 1875 opgerichte Stoomboot-Reederij „Rotter- damsche Lloyd", die stoomschepen nodig had voor een lijndienst op Java, was geen gegadigde. Hij en zijn broer Daniel Theo- door voerden de directie over de firma Wil lem Ruys Er Zonen, die het beheer voerde over diverse rederijen en o.a. samenwerkte met de Commercial Steamship Company voorde vaart op Indië. De benodigde sche pen werden in Engeland gebouwd bij Rail- ton, Dixon Et Co te Middlesbrough. In 1882 besloten de gebroeders Ruys om één grote rederij op te richten, die in 1883 zou leiden tot de n.v. Rotterdamsche Lloyd.55 Voor de vaart op Java waren nieuwe sche pen nodig. De Nederlandsche Stoomboot Maatschappij was gezien de ervaring met de „Nederland" weinig geïnteresseerd in de levering. Vrees om een reparatieklant te verliezen bestond niet want de firma Wil lem Ruys Et Zonen repareerde bij Bart Wilton aan de Westzeedijk.56 Zo kon het gebeuren dat, toen Arie Smit in 1882 Willem Ruys bezocht in Rotterdam, over eenstemming werd bereikt over de bouw van twee stoomschepen, geheel gelijk aan de in Middlesbrough gebouwde schepen. Arie Smit, gesterkt door de bewezen capa- De Dokken te Vlissingen, houtgravure van Dillens, uit de Middelburgsche Courant. Reproductie: Technische Bibliotheek voor Zeeland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1975 | | pagina 11