het brugs ghedelf
14
geslagen in de oostelijke dijk van de Ca-
therinepolder. Buitendien waren daardoor
gedeelten van de, een paar jaren eerder
opgeworpen, zuidelijke dijk van het Ghe
delf bezweken. Die dijken moesten wor
den hersteld zodat Brugge opnieuw grote
sommen gelds beschikbaar moest stellen.
Het verzet tegen de opening van het Ghe
delf was nog lang niet gebroken. Maximi-
liaan gaf daarom in 1514 aan de Gouver
neur-Generaal van Vlaanderen opdracht
een nieuw onderzoek in te stellen. Tussen
Brugge en de drie overige Leden van
Vlaanderen (Gent, leper en het Vrije) ont
stond fel verschil van mening. Waar
schijnlijk verscherpt door het feit dat de
drie Leden weigerden Brugge financieel te
steunen. Er werd nu een grootscheepse
enquête gehouden. Dr. Gottschalk schrijft
in deel II van haar „Historische Geografie
van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen" op pa
gina 134:
Vrij algemeen was echter de vrees voor
dijkbreuken, zowel langs het kanaal als in
de Vier Ambachten. Door allen werd
nochtans aanvaard dat de openstelling
van het kanaal een verbetering zou bete
kenen voor het Zwin.
Het tijdsverschil tussen het opkomen van
de vloed in het Zwin en bij de Sint-Cathe-
rinepolder was immers twee uur en een
kwartier. Als bij de Catherinepolder de
hoogste stand van het vloedwater was be
reikt zou het water in het Zwin reeds on
geveer vijf voet zijn gevallen. De vloed-
stroom vanuit het oosten zou naar het
Zwin stromen en zodoende het kanaal en
het Zwin uitschuren.
Er werd nog veel gedelibereerd maar de
drie Leden vonden tenslotte de verant
woording voor een beslissing zó groot dat
zij deze niet op zich durfden nemen en de
zaak maar liever uitstelden totdat Karei V
meerderjarig zou zijn.
Het eindrapport van de enquêtecommissie
werd in september 1514 bij de landvoog
des Margaretha van Savoye, ingediend.
Daarna werd de kwestie voor de grote
Raad te Mechelen gebracht. Deze conclu
deerde na uitvoerige bestudering van de
ingekomen stukken, dat de openstelling
van het kanaal het enige middel was om
het Zwin voer algehele verzanding te be-
a wnr.
Waar de hoogspanningsleiding de waterafvoerlei
ding kruist, lag in 1500 de Oostdijk van de Cathe
rinepolder, tot 1516 de oostelijke afsluitdijk van het
Ghedelf.
hoeden. De daaraan verbonden kosten
zouden niet op Brugge alleen neerkomen,
maar door de gezamenlijke vier Leden
worden gedragen. Eerst moest nu de dam
bij Croxhoeke worden aangelegd, vervol
gens een reservedijk achter de zuidelijke
kanaaldijk, terwijl de dijk van de Vier Am
bachten drie voet moest worden opge
hoogd. Tevens werd aan Brugge het ad
vies gegeven de gestrengheid van het
stapelrecht te matigen 1514 oktober 24]"
[G. II p. 735].
De dam tussen Oostvliet en Croxhoucke
kwam in 1515 inderdaad gereed Karei
V verleende bij zijn „Blijde Intrede" in
Brugge (hij was toen vijftien jaar, dus
meerderjarig) octrooi voor de opening van
het Ghedelf (14 mei 1515). Waarschijnlijk
in verband met het gereedkomen van de
dam tussen Oostvliet en Croxhoucke ver
leende Karei V op 24 februari 1516 voor de
tweede maal octrooi voor de opening van
het kanaal en op 30 april voor de derde
maal. Spoedig daarna werd het „Nieuwe
Ghedelf" in werking gesteld.
Alle inspanningen, alle strijd, alle gelde
lijke offers om het Ghedelf tot stand te
brengen bleken nutteloos te zijn geweest.
Noch voor de doorspoeling van het Zwin,
noch voor de scheepvaart bleek het ka
naal van enig nut.
Bij elk wantij vormden zich zandbanken in
het kanaal. Nu kunnen we ons afvragen
hoe het mogelijk is dat zoveel knappe kop
pen, na zoveel serieus onderzoek zich zó
hebben vergist. Was er in die tijd een wa
terloopkundig laboratorium beschikbaar
geweest, dan zou waarschijnlijk alles an
ders zijn verlopen.
In 1548 werd deze dam weer doorgestoken waar
door Cadzand opnieuw een eiland werd.