elmare
1
13 - 1962 staat een zeer goed artikel
over de priorij van Elmare van pastoor
E. H. J. de Wilde. Hij begint met de
vermelding dat Elmare werd gesticht
in 1144 en in de overstromingen van
1375 verdween, en gaat dan onmiddel
lijk daarna verder:
",Van den Vos Reinaerde' heeft de
priorij van Elmare in een wijdere kring
van belangstellenden geïntroduceerd,
doch het valt erg te betwijfelen of zulks
als een aanbeveling mag gelden, vooral
in onze tijd die de kunst van tussen de
regels te lezên tot een uiterste ver
fijning heeft gebracht. Hoewel Reinaert
geen kwaad van Elmare vertelt, hebben
fantasierijke critici toch heel wat ver
moed
Als dat vermoeden is gegaan in de rich
ting van de verhouding en het gedrag
der monniken ten opzichte van een be
paald soort vrouwen dit mede naar
aanleiding van het voorkomen op een
kaart van 1542, gemaakt door Frangois
van den Velde, van de naam „Venus
heuvel", die gelegen moet hebben ruim
700 meter ten oosten van Elmare
dan is door grondonderzoek in die heu
vel duidelijk gebleken dat aan die ver
moedens absoluut elke basis ontbreekt.
De grondboor bewees namelijk dat deze
hoogte is ontstaan nadat Elmare door
de enorme overstromingen in 1375/76
verloren was gegaan. Toen in de
loop der jaren eb en vloed kreken in
het landschap uitschuurden, is deze
„Venusheuvel" ontstaan als een toe
vallig hoger gedeelte van een kreek-
oeverwal. Elke kreek bouwt zich in de
loop der jaren een oeverwal op. Als
bij hogere vloeden vanuit de kreek de
hele omgeving overstroomt dan bezinkt
het zand naast de kreek. De veel lich
tere klei bezinkt pas in het rustiger
water op het ondergelopen land. De
vroegere kreek ten oosten van Elmare
is nu nog duidelijk in het land te zien.
Aan beide kanten van de kreek een
oeverwal. De „Venusheuvel", die nu
enigszins is geëgaliseerd, was het hoog
ste punt in de noordwal.
Wat tijdens het graafwerk in en bij het
puin van Elmare bleek, is dat de mon
niken in 1144 beslist niet een vruchtbaar
stuk grond ter beschikking kregen van
de Vlaamse graaf Diederick van de
Elzas. Het was slechte zandgrond. Door
de geologen dekzand genoemd. Meer
dan 10.000 jaren geleden hierheen
gestoven vanuit de toen nog niet aan
wezige Noordzee. In de lager liggende
stukken van het terrein zal de grond
wel venig zijn geweest, maar turf kon
den de monniken er beslist niet steken.
De Wilde schrijft in zijn artikel over
Elmare:
,,ln de rekeningen van Elmare komt
het steken van turf niet voor."
We mogen aannemen dat tijdens de
storminvloeden in 1134, tijdens de
D 1MB transgressie (plm. 1100 tot plm.
1180) 1) bijna heel West-Zeeuwsch-
Vlaanderen bij vloed onder water stond,
met als konsekwentie dat de bevolking,
voor zover niet verdronken, was weg
getrokken 2). In zulke verwarde tijden
maken de „heren", zoals bijvoorbeeld
Reingherus van Praet inzake het land
van Elmare, zich meester van alle
rechten. De Wilde zegt hierover:
.grote machthebbers die hun machts
greep uitstrekken over weerloze kloos
ters en zich de kerkelijke tienden toe
eigenen."
Protesten van de abdijen in het eind
van de 12e eeuw en in de 13e eeuw
maakten een einde aan vele onrecht
matigheden, al moesten de abdijen daar
wel voor betalen 3).
Als de Sint-Pietersabdij inziet dat een
prior zich niet kan verzetten tegen de
„heren" wordt de zelfstandige prior
vervangen door een proost, een door
de abdij aangestelde beheerder. Het
klooster wordt dan een kloosterhoeve
(grangia). Zo werd Elmare (volgens
Gottschalk I, pag. 150) in de 14e eeuw:
„De centrale plaats van het beheer
over alle tienden uit het patronaatsge-
bied van St.-Pieters, dus van het
grootste deel der ambachten IJzen-
dijke en Oostburg. Van hieruit werden
de tienden verkocht. Behalve graan-
tienden werden er ook medetienden,
lammertienden, zaadtienden, look- en
ajuintienden geheven, waarmee de
voornaamste voortbrengselen van de
streek worden getypeerd."
De proosdij Elmare is verdwenen. De
wegen uit die tijd zijn bedekt met een
dikke laag klei en dus uit het landschap
verdwenen. Met uitzondering van het
kleine stukje Elmareweg dat prak
tisch net boven de oude weg is aange
legd. Ook enkele van de zeven of acht
eeuwen geleden get rokken economische
grenzen (de lijnen die bepaalden tot
hoever er tienden mochten worden ge
heven) bestaan nog, al zijn het via
tiendengrenzen der parochies nu uit
eindelijk gemeentegrenzen geworden.
Zoals bijvoorbeeld de zuidwest-noord
oost lopende gemeentegrens tussen
Sint-Margriete en Sint-Jan in Eremo.
Herkenbaar als tiendengrens door de
drie nog steeds aanwezige tienden
paalstenen i).
1) Nicole Pannier: „De datering van de Duin-
kerke III B transgressie en het dijkensy-
steem ten noorden van Brugge."
2) Niet alleen in Vlaanderen en Zeeland maar
ook in Holland en Friesland heeft deze trans
gressie enorme overstromingen veroorzaakt,
hetgeen wordt aangetoond door de massale
emigratie uit de genoemde gebieden naar
het oosten. Naar het gebied van de Wezer
en vooral de Elbe. Maar ook zelfs tot in
de nabijheid van Berlijn zoals blijkt uit de
naam „Flaming"-heuvel.
3) Dr. Gottschalk schrijft in deel I van „Hi
storische geografie van Westelijk Zeeuwsch-
Vlaanderen (Gottschalk I) op pag. 82 dat
de burggraven van Gent allerlei heerlijke
rechten hadden geüsurpeerd die in 1242 ten
slotte door de St.-Pietersabdij werden ge
kocht.
4) Zie artikel en kaartje van de historicus Daniël
Verstraete in „Appeltjes van het Meetjesland
no. 16 - 1965.