ik me blijvend herinneren als een cultuurelement,
nee, als een kappersknipoog uit de romantische
negentiende eeuw.
Even volhardend werkzaam als de Vlissingse
kapper-conservator is het Zierikzeese kunstenaars
paar Ad en Tessa Braat. Jaar na jaar zetten zij
zich in voor een tentoonstelling van beeldhouw
werken, potterie, plastieken, prenten, kaarten,
goed antiek.
Op oliepompstoelen
doktersbrevet verwierf, al schoot zijn kennis van
het latijn te kort. Dat was in 1536.
En er is een groepsfoto van prominente kappers
op een bijeenkomst te Nice, natuurlijk te Nice.
De catalogus vermeldt: „De oude heer met baard
op de voorste rij, recht boven het getal 300, is
Marcel, de uitvinder van de ondulatie".
Het is allemaal interessant, maar ronduit fasci
nerend vind ik de haarschilderijen. Schilderijen,
voor zover men bij gebruik van mensenhaar in
plaats van verf van schildering mag spreken.
Stel u voor het stoomschip Lusitania in
mensenhaar. En het Middelburgse stadhuis, het
Vredespaleis, koningin V/ilhelmina! Wat die oude
coiffeurs al niet verzonnen en over hoeveel
vrije tijd de mensen wel beschikt moeten heb
ben. Ach ja, in het begin van deze eeuw telde de
patroon zijn bedienden 's zaterdagsavonds de
lonen uit, na zeventig jaar moet hij handleidin
gen inzake loonbelasting raadplegen en de laat
ste voorschriften aangaande sociale voorzienin
gen. Hij besteedt zijn vrije tijd aan het opnieuw
prijzen van de winkelvoorraad ingevolge gewij
zigde omzetbelasting of verandering van het
tarief b.t.w.
Haarschilderijen, ze stammen uit de bloeitijd
van de romantiek. Het meest stijlvol zijn daar
om de gedachtenisstukjes, waarvan er in het
kappersmuseum één is met treurwilg, prieel,
grafzerk en bloemen. De lijm van de zerk heeft
losgelaten, de haren steen ligt onder tegen de
lijst. Het komt de sfeer alleen maar ten goede.
Haast zou ik vergeten te vermelden dat het
Braun-museum te Frankfort bij heropening van
het museumpje in Vlissingen een collectie baard-
schrapers en scheermessen in bruikleen heeft
afgestaan. Vijftig eeuwen scheercultuur. Op het
moment dat nummer vier van het Zeeuws
Tijdschrift verschijnt, is deze keurcollectie al
weer in de Bondsrepubliek teruggekeerd. Fraai
en goed geordend, die Braunse verzameling; daar
enboven misschien wel kostbaar. En vooral in
structief. Maar de haarschilderijen en het haar-
zerkje, dat tegen de omlijsting was gevallen (een
Wiener lijstje, meen ik onthouden te hebben) zal Job Goldenbelt: Vrouw met tas
120